Op een willekeurige andere dag zou niemand belangstelling hebben gehad voor de doodse stilte in deze kamer, want het oudere echtpaar deed wel vaker een vredig dutje. Dan zaten ze roerloos als katten of lazen ze zwijgend de Bijbel, ieder voor zich, terwijl hun oude vingers de bladzijden omsloegen met wijsheid, en kalmte. En geweld.
Dat laatste was duidelijk te zien, want de man lag met gespreide ledematen op zijn rug op de vloer en de vrouw hing over een fraai beklede stoel. Het leven was hun met een grimmige doelbewustheid afgenomen.
Ze waren niet gedenkwaardig op een manier die de meeste mensen van belang was. Wél gedenkwaardig was de enorme ophef die de volledige impact van hun dood zou definiëren en kenmerken. Het zou een rampzalige stroom van energie doen oplaaien, als van een geweer met afgezaagde loop dat op een nietsvermoedende menigte werd afgevuurd.
In Freeman County, Virginia, zou nog tientallen jaren over hun gewelddadige dood worden gepraat.
‘Je hebt het recht te zwijgen. Hoor je me, boy?’ vroeg de eerste politieagent tegen de enige verdachte in de kamer.
Deze verdachte zat op zijn knieën, met zijn handen geboeid op de rug. De handboeien sneden diep in zijn vlees. De enige tekenen van zijn grote angst waren zijn trillende vingers en snelle ademhaling.
‘Deze coon ziet er niet uit alsof hij kan praten, zelfs niet als hij zou willen,’ zei de tweede agent. Hij was 1 meter 82, broodmager, en had een slappe kaaklijn en ogen die op kogelgaten met rafelige randen leken. Zijn politiepet was ver naar achteren geduwd.