Q&A met Carmen Korn
Dochters van een nieuwe tijd vormt het begin van een trilogie die de hele twintigste eeuw omvat, ‘een spannende serie die je in een moeite door kunt lezen’ (NDR Kultur). De Eerste Wereldoorlog is voorbij, eindelijk heerst er vrede. In het voorjaar van 1919 begint de negentienjarige Henny Godhusen aan een vroedvrouwenopleiding aan de Hamburgse vrouwenkliniek Finkenau. Ze verlangt naar vrijheid en avontuur. Drie vrouwen vergezellen Henny op haar levensweg: de rebelse Käthe, de verwende Ida en de jonge lerares Lina. Ze wonen allemaal in Uhlenhorst, maar komen uit heel verschillende sociale milieus. Wat hen verbindt: hun zoektocht naar onafhankelijkheid. Carmen Korn vertelt het verhaal van een vrouwengeneratie die twee wereldoorlogen moest doormaken. We stelden haar een aantal vragen.
Kunt u iets vertellen over hoe u op dit onderwerp bent gekomen? En waarom u uitgerekend over deze vier vrouwen schrijft?
‘Ik ben geïnspireerd door de vrouwen uit mijn eigen familie die twee generaties voor mij hebben geleefd. Mijn oma’s, hun zussen, schoonzussen. Als klein kind zat ik vaak bij hen als ze vertelden over hun verloren dromen, over de liefde en het uitblijven van die liefde, en als ze hun herinneringen uit de oorlog vertelden, terwijl ze waarschijnlijk dachten dat ik dat als kind niet echt mee kreeg. Die gesprekken van oma’s en oudtantes waren een echte schatkist. Veel aspecten uit hun levens en van hun persoonlijkheden heb ik in de vier vrouwen gestopt. Henny, Käthe, Lina en Ida hebben allen iets van hen, ondanks de heel verschillende milieus waaruit de vier afkomstig zijn. Mijn liefste oudtante Sophie bijvoorbeeld had een man die Lud heette en in mijn roman heet Henny’s man Lud. En de echte Lud gaf zijn Sophie een granaatring die hij niet bij een fijne juwelier had gekocht, maar bij een uitdragerij, dat kon hij zich net permitteren. Precies zo gebeurt het in de roman. Zo zijn mijn vier heldinnen ontstaan.’
Het valt echter ook op dat u veel onderzoek hebt gedaan. U hebt gestudeerd aan de Henri-Nannen-Schule, hebt als redacteur bij Stern gewerkt. Kwam die journalistieke ervaring nog van pas bij het onderzoek voor deze roman?
‘O ja, absoluut. Ik heb geleerd hoe je bronnen gebruikt, dat je altijd verschillende bronnen moet gebruiken, ze met elkaar moet vergelijken en je nooit tevreden mag zijn met snelle antwoorden. En als ik een plek benoem, dan moet die precies zo bestaan, of op zijn minst hebben bestaan. Als Henny’s kinderen in de jaren twintig hun neus platdrukken tegen de etalage van speelgoedwinkel Schrader in de Herderstraße in Uhlenhorst, dan weet ik of die destijds één of twee etalages had. En ik weet hoe het eruitzag in Schümanns oesterkelder of in de Uhlenhorster Fährhaus, of welke huizen na de bombardementen nog overeind stonden. Ik heb dus echt rondgelopen en gekeken wanneer er in de loop van de geschiedenis iets is gebeurd met een huis, of dat oude huis uit 1910 er toen niet toevallig nog stond. Wat dat betreft ben ik heel journalistiek, het moet allemaal kloppen.’
Naast de vier vrouwen zijn er nog een paar geweldige personages, ook mannenfiguren. De Joodse arts Kurt Landmann is mij in het bijzonder bijgebleven en ook Käthes vader. Had u voor al die figuren van begin af aan een precies plan in uw hoofd of hebben ze zich tijdens het schrijven ontwikkeld?
‘Voor Kurt Landmann had ik helemaal geen plan, die kwam in mijn opzet niet eens voor. Die kwam zomaar de kraamzaal uitgestormd, woedend over iets wat daar net was gebeurd en tja, toen werd hij steeds belangrijker voor het verhaal en kreeg hij grote taken te vervullen. Käthes vader was wel van begin af aan gepland, maar hij ontwikkelde zich heel anders. Ik zag zo’n chagrijn voor me, zo’n eenvoudige kerel die wat voor zich uit zit te chagrijnen, maar dat liet hij niet met zich gebeuren. Tijdens het schrijven kreeg hij veel meer diepte, werd ook veel sympathieker. Hij en zijn vrouw Anna, die hij “Annsche” noemt, kleine lieden uit een heel bescheiden milieu, groeiden uit tot een ontroerend liefdespaar dat een heel warme glans kreeg. Dat heeft me heel erg verheugd, dat je ze ineens zo kunt neerzetten en ze je dan heel dierbaar worden.’
U woont zelf sinds veertig jaar in Uhlenhorst. Wat fascineert u zo aan deze wijk dat u nooit bent verhuisd en er nu zelfs uw romans laat spelen?
‘Tja, ik ben er op een gegeven moment mijn leven gaan leven, dat was helemaal niet de bedoeling. Ik was drieëntwintig toen we met onze 2cv een kleine straat in reden om een oude woning te bekijken waar de verhuurder geen woongroep in wilde hebben en het houden van een hond niet was toegestaan. En wij waren een woongroep met een hond. Het was een wonder dat we er toch in mochten. Op een gegeven moment hebben we alle dubbele deuren opengegooid en werd het een eengezinswoning. Vader, moeder, twee kinderen en altijd een hond. De sfeer in de buurt was en is heel vriendschappelijk, het huis en de omgeving bevielen ons, er was domweg geen reden om weg te gaan. Omdat daar zoveel in ons volwassen leven is gebeurd en we ook zoveel mensen in Uhlenhorst hebben gekend en hebben zien komen en gaan, zoiets krijg je nooit weer.’
Dochters van een nieuwe tijd is het begin van een trilogie die de gehele twintigste eeuw omvat. Deel 2, Tijd om opnieuw te beginnen, zal in de naoorlogse jaren spelen, in de vroege jaren vijftig. Ik weet dat u zich er bijzonder op verheugt over deze tijd te vertellen vanwege uw eigen familiegeschiedenis.
‘Toen bestond ik zelf natuurlijk ook al, in de jaren vijftig, daar heb ik zelf nog herinneringen aan. Die jaren hebben mij ook altijd gefascineerd. Er lag weliswaar nog veel in puin en ik kan me de beelden herinneren van halve huizen met resten van keukentegeltjes, maar toch is die tijd voor mij op de een of andere manier in een soort continu lentelicht gedompeld. Dankzij het beroep van mijn vader, die componist was componist en vooral schlagers schreef, kwam ik in contact met bijzondere milieus. Toen ik nog niet eens op school zat, mocht ik al mee naar de casino’s van het Britse Rijnleger, want daar werden vaak opnames gemaakt en dan mocht ik met hem mee. En het was ook de tijd van de schlagerfestivals in Baden-Baden, in San Remo, de tijd van cocktails, cocktailkleding, aan de bars werd gin-fizz gedronken en men droomde van het Lago Maggiore. Dat waren tijden van iets nieuws, tijden die pastelkleurig leken, hoewel andere mensen daar misschien heel andere herinneringen aan hebben, maar bij mij zijn het ook gelukkige jeugdherinneringen. En later kwamen de verhalen van mijn schoonvader erbij, die in de vroege jaren vijftig films had gedraaid met Lilo Pulver, Romy Schneider, Ruth Leuwerik. Dat waren hoogtepunten in die jaren.’
Kunt u een tipje van de sluier oplichten hoe het met Henny en de anderen verdergaat?
‘Er staat mijn heldinnen nog veel te gebeuren in die eeuw en in die jaren. Ze zullen liefde vinden en die ook verliezen en, ja, bruiloften, geboortes, sterfgevallen komen allemaal voor en grote en kleine dromen gaan in rook op, kortom: het leven zoals het nu eenmaal is. Maar in die tijden, die echt zo ongeveer de vreselijkste waren die je kunt meemaken in de eerste vijftig jaar van je leven, wordt ook gezocht naar het kleine geluk en dat wordt ook gevonden, en er zijn mooie liefdesgeschiedenissen, personages die voor een bijzondere flair zorgen. Er zal nog heel veel gebeuren en ja, ook privégeluk in vreselijke tijden.’