‘Altijd weer die oorlog, maar hoe kom je ervan af?
Tekst: Nadav Vissel
Als je in 2021 Joods bent en nog geen vijfenzeventig, dan hebben je ouders de Holocaust overleefd. Dat kan niet anders. Dat beseft ook de kleine Naff zich op zijn zevende verjaardag in de roman Het Grote Niets. Naff, een fantasierijke jongen, begint zich met een fotoboek over de holocaust en met snippers informatie die hij uit zijn Joods-Amsterdamse omgeving oppikt, een bijna magisch beeld te vormen van dat wat door zijn oma Boma ‘die malle tijd’ wordt genoemd.
Naff wil de mensen van het volk waartoe ze volgens zijn ouders behoren, helpen om van die oorlog af te komen, door ze verhalen te vertellen over vroeger. Verhalen die hij van zijn vader hoort over hun voorouders Henoch, de opperrabbijn in Tjernivtsji die net zo’n dromer is als Naff, en zijn vrouw Brucha. Zo kan hij zijn volk weer trots maken en ze over die grote berg ellende die de Holocaust heeft opgeworpen heen laten kijken.
Zijn pogingen worden echter verkeerd begrepen of niet gewaardeerd. Het is net alsof mensen niet geholpen willen worden. En zeker niet door een zevenjarige. Voor Naff valt alles op zijn plaats als hij op zijn zeventiende tijdens de cursus Schrijven over de Shoah in de kibboets van zijn voorouders terechtkomt. Daar pent hij in razend tempo dit boek neer en en passant vindt hij de liefde voor een vrouw, maar vooral voor zijn eigen aard.
De roman is gebaseerd op mijn eigen verkenning omtrent de vraag hoe het kan dat je als tweedegeneratieslachtoffer last hebt van iets wat je alleen uit verhalen kent. Het is tegelijk een zoektocht naar de acceptatie van je eigen aard, ook als die nogal afwijkt van de groep waartoe je wordt gerekend.
Het Grote Niets werd op 16 februari gepresenteerd in Boekhandel Scheltema. Bekijk de boekpresentatie of lees meer over het boek