Algot had geen enkele reden om te denken dat hij alles en nog een beetje meer zou kwijtraken terwijl hij tussen de varkens in de stal van zijn vader stond en mest aan het scheppen was.
Hij was al eenentwintig, maar was er nog niet klaar voor om het levenswerk van zijn vader over te nemen. Nu nog niet, maar misschien over een jaar of twee?
Hij kon ook niet weten, of in elk geval vermoeden, dat er in die twee jaar meer om hem heen zou gebeuren dan normaal gesproken in een heel mensenleven in een Zweedse parochie in de negentiende eeuw. Wat hij wel wist – want dat had zijn ziekelijke moeder hem geleerd – was dat er na regen altijd zonneschijn kwam.
Het begon allemaal met het verlangen van de gravin van landgoed Kronogården om meer ruimte voor haar Arabische volbloeden te hebben. Ze had heel veel bewondering voor deze unieke dieren en leed onder het feit dat hun weide niet groot genoeg was. Varkens, schapen en boeren vonden het geen probleem om weinig ruimte te hebben, maar haar arabieren?
Dat was ver beneden hun waardigheid. Bovendien wilde ze mettertijd meer van die fantastische dieren hebben.
Niet alleen omdat ze haar innerlijke rust gaven, maar ook omdat… Goed, dat hoefde de graaf niet te weten.
Nu was het zo dat varkensboer Olsson, de vader van Algot, ruim een hectare grond bezat die aan Kronogården grensde.
De gravin wilde hem en zijn gezin daar weg hebben en had haar plan al klaar. De varkensstal van de boer zou een stal voor de volbloeden worden, haar man kon de slachterij laten verbouwen tot een smederij en het woonhuis was beslist geschikt voor voederopslag als ze een paar muren liet weghalen. De grond grensde bovendien aan de weide van de arabieren, dus die zou in één klap drie keer zo groot worden.
Nu moest alleen de boer nog overtuigd worden. Eigendomsrecht was iets waar iedereen, van hoog tot laag, zich aan moest houden. Helaas.
De gravin wist dat de graaf haar dom vond. Ze had gedurende de jaren nooit geprobeerd hem op andere gedachten te brengen.
Dat zou er alleen maar toe leiden dat hij haar meer verantwoordelijkheid zou geven in plaats van haar – zoals nu – min of meer haar eigen gang te laten gaan. Antoinette had bovendien geleerd hoe ze ervoor moest zorgen dat ze kreeg wat ze hebben wilde.
Deze keer besloot ze echter om de onderhandelingen met de varkensboer zelf te voeren. De graaf was op dit moment niet evenwichtig. Het moest iets zijn met het bos, de zagerij, de pachters, de arbeiders of alles tegelijk. Gustav deelde zijn zorgen gelukkig nooit met haar, maar na zevenentwintig jaar onder hetzelfde dak wist ze hoe ze de rimpels op zijn voorhoofd moest interpreteren.
Het was geen lange wandeling van het kasteel naar de varkens. Antoinette trok iets eenvoudigs aan voordat ze naar de boer toe ging zodat hij zich niet hoefde te schamen.
Ze vond al vrij snel wat ze zocht en zelfs meer dan dat. Zowel de boer als zijn zoon kwam haar tegemoet op de weg tussen de stal en het woonhuis.
‘Bonjour, monsieur Olsson!’
De gravin was tevreden dat ze zijn naam had opgezocht en onthouden. Ook eenvoudige mensen verdienden respect. Ze negeerde zijn zoon echter.