Hij had geen idee wie Adolf was en had nog nooit van Oostenrijk-Hongarije gehoord. Dat hoefde ook niet. Hij was een medicijnman in een afgelegen dorp op de Afrikaanse savanne. Hij liet zo weinig sporen in de rode, ijzerhoudende grond na dat niemand zich nog herinnert hoe hij heette.
Hij was bekwaam in de geneeskunde, maar zijn reputatie was
buiten de vallei waar hij woonde niet bekend, net zoals de gebeurtenissen in de wereld de vallei niet bereikten. Hij leefde bescheiden en stierf te vroeg. Ondanks zijn bekwaamheid had hij zichzelf niet kunnen genezen toen hij dat het meest nodig had.
Een kleine maar trouwe groep patiënten betreurde zijn dood en
miste hem.
De oudste zoon was eigenlijk te jong om de praktijk over te nemen, maar zo ging dat nu eenmaal. Zo was het altijd geweest en zo zou het altijd blijven.
De reputatie van deze opvolger was nog minder bekend dan die van zijn vader. Hij was pas twintig en had de relatieve competentie van zijn vader geërfd, maar dat gold niet voor diens goedaardigheid. Het was niets voor hem om de rest van zijn leven met weinig tevreden te zijn.
De verandering begon ermee dat de zoon een nieuwe hut met een behandelkamer en een aparte wachtruimte voor de patiënten liet bouwen. Hij droeg een witte overjas in plaats van een shúkà en veranderde zijn naam en titel. De zoon van de medicijnman wiens naam niemand zich nog kan herinneren, noemde zich dokter Ole Mbatian, in navolging van de legendarische Masai, de leider en visionair die de grootste van allemaal was. Het origineel was lang geleden gestorven en protesteerde niet vanaf de overkant.
Met alle vernieuwingen verdween de prijslijst van zijn vader voor de diverse behandelingen eveneens. De zoon stelde een eigen lijst op die recht deed aan de grote krijger. Als de dokter tijd vrij moest maken om een patiënt te ontvangen, was een zak theebladeren of een stuk gedroogd vlees bij wijze van betaling niet langer voldoende. De behandeling van eenvoudige kwalen kostte nu een kip en van ingewikkeldere kwalen kostte een geit. Voor de bijzonder moeilijke gevallen verlangde de dokter een koe. Als het tenminste niet te moeilijk werd. Degenen die stierven mochten dat gratis doen.
De tijd verstreek. De medicijnmannen in de naburige dorpen sloten hun praktijken. Ze waren uit de markt geconcurreerd, omdat ze hun naam niet hadden veranderd en benadrukten dat een echte Masai geen wit droeg. De reputatie van Ole Mbatian groeide in hetzelfde tempo als de hoeveelheid patiënten.
Het omheinde stuk land met koeien en geiten moest voortdurend uitgebreid worden en het klantenbestand om zijn kruidenaftreksels op uit te proberen, was zo groot dat Ole daadwerkelijk zo bekwaam werd als in het begin werd beweerd.
De medicijnman met de gestolen naam was al welgesteld toen hij de geboorte van zijn eerste zoon vierde. De baby overleefde de kritieke periode als zuigeling en werd traditiegetrouw opgeleid voor het beroep van zijn vader. Ole de tweede werkte jarenlang naast zijn vader voordat deze stierf. Toen die dag onherroepelijk kwam, hield hij de gestolen naam van zijn vader, maar hij schrapte de dokterstitel en verbrandde de witte overjas, omdat patiënten die van ver kwamen beweerden dat dokters, in tegenstelling tot medicijnmannen, misschien met zwarte magie werkten. Een medicijnman met de reputatie dat hij een tovenaar was, werkte en leefde niet lang.
Na dokter Ole Mbatian was Ole Mbatian senior dus aan de beurt. Zijn eerstgeboren zoon, die de praktijk overnam van zijn vader en grootvader, was Ole Mbatian junior.
Hij is degene met wie dit verhaal begint.