Mam, er zijn hier wat mensen van het mbo, ze vragen of we nog wat bij hen komen drinken. Een uurtje of zo, niet langer. Kan dat?
Terwijl ze terugschrijft, komt er weer een app binnen: Alles goed met Noah?
Alles goed met Noah, tikt ze. Hij is heel lief. Ga maar lekker mee met hen. Maak het zo laat als je wilt. Hou van je.
Kim loopt bedrukt naar boven, naar Noahs ledikant, omdat ze het komende uur in het donker zal moeten wiegen, sussen, zuchten en fluisteren. De maan staat aan de zwoele zomerhemel, waar nog wat bleke strepen daglicht in zitten en het huis kraakt leeg, terwijl andere mensen in het cafĂŠ zitten. Maar als ze naar hem toe loopt, vangt de maan de bolling van zijn wang en ziet ze dat zijn ogen gaan stralen als hij haar in de gaten krijgt en dat hij opgelucht naar adem hapt omdat er iemand is gekomen. Hij steekt zijn armpjes naar haar uit.
Ze pakt hem op, legt hem tegen zich aan en zegt: âWat is er allemaal aan de hand, lieve jongen, wat is dat nu allemaal?â Haar hart zwelt op door de wetenschap dat dit jongetje bij haar hoort, dat hij van haar houdt, dat hij niet kijkt of zijn moeder er is, maar dat hij het prima vindt dat zij hem in het donker komt troosten.
Ze loopt met Noah naar de zitkamer en zet hem op haar schoot. Ze geeft hem de afstandsbediening om mee te spelen. Hij vindt het leuk om op de knopjes te drukken, maar Kim ziet dat hij daar te moe voor is, hij wil slapen. Hij wordt steeds zwaarder op haar schoot en ze zou hem eigenlijk weer in zijn bedje moeten leggen, want zo hoort het en zo moet het en zo, maar Kim is nu ook moe. Haar ogen worden zwaar en ze trekt de plaid over haar schoot, legt het kussen onder haar hoofd goed en valt samen met Noah in een rustige slaap.
Kim wordt een paar uur later plotseling wakker. De korte zomernacht is bijna voorbij en door het raam in de zitkamer zindert de lucht al door de stralen van de warme ochtendzon. Ze strekt haar nek en voelt haar spieren opspelen. Noah slaapt nog steeds en ze legt hem voorzichtig anders zodat ze haar mobiel kan pakken. Het is tien voor halfvijf in de ochtend.
Ze ergert zich. Ze had Tallulah dan wel gezegd dat ze het zo laat mocht maken als ze wilde, maar dit kan natuurlijk niet. Ze belt Tallulah en krijgt meteen de voicemail. Ze belt Zach en ook bij hem krijgt ze de voicemail.
Het kan natuurlijk dat ze thuis waren gekomen en Noah op haar buik zagen slapen en het wel fijn vonden een keer het bed voor zichzelf te hebben. Ze ziet hen al voor zich: even een blik in de zitkamer, hun schoenen uittrekken, op hun tenen de trap op en dan het lege bed in, een wirwar van armen en benen en speelse dronken kusjes.
Langzaam en heel voorzichtig staat ze met Noah in haar armen op van de bank. Ze loopt naar boven, naar Tallulahs slaapkamer. De deur staat wijd open, net als toen ze om elf uur âs avonds Noah uit zijn bedje haalde. Ze legt hem voorzichtig in zijn ledikantje. Wonder boven wonder slaapt hij rustig door. Dan gaat ze aan Tallulahs kant van het bed zitten en belt haar weer.
Ook deze keer krijgt ze meteen de voicemail. Ze belt Zach, weer de voicemail. Ze gaat hier nog een uur mee door. De zon is nu helemaal op. Het is ochtend, maar te vroeg om mensen te bellen. Dus zet Kim koffie en snijdt ze een snee van het boerenbrood dat ze in het weekend altijd voor Tallulah koopt. Ze besmeert hem met boter en honing van de imker verderop in de straat, die die uit huis verkoopt, en wacht tot een fatsoenlijker tijdstip om te bellen.