Door het Guinness Book of World Records raakten wij, de auteurs, als kind verslingerd aan cijfers. Dit opmerkelijke boek was zo groot als een bloempot, en viermaal zo zwaar. Qua formaat deed de tekst denken aan de kleine lettertjes die je eigenlijk moet lezen voordat je je tot iets verplicht. Het was een grote verzameling buiten gewone feiten, verhalen en – het allerbelangrijkst – cijfers: ’s werelds grootste pompoen: 1.190 kg; het snelste dier: de slechtvalk, met 390 km/u; het grootste aantal salto’s voorwaarts, onder water, in één adem: 36, Lance Davis uit Los Angeles, Californië.
Zo raakten we voorgoed in de ban van die verlokkelijke cijfers, de diversiteit is duizelingwekkend. Het werkend bestaan wemelt ervan. Sporters, klimaatwetenschappers, marketingexperts en vele anderen gebruiken cijfers om hun werk te meten; hun argumenten kracht bij de zetten; en aan te zetten tot verandering.
Door al die statistieken krijg je de indruk dat iedereen er beter mee uit de voeten kan dan jijzelf; dat je de betreffende les hebt gemist; dat je er gewoon geen aanleg voor hebt; dat je constant in het nadeel bent qua inzichten en toepassingen van die veelvoorkomende tools.
Ik kan je verklappen dat geen mens cijfers echt begrijpt. Echt niemand. Het is ons gewoon niet gegeven. Ons brein is geëvolueerd om overweg te kunnen met heel kleine aantallen. Eén, twee en drie herkennen we in een oogopslag. Met een beetje geluk vier en vijf. Je kunt dit constateren in elk kinderboek om te leren tellen; je brein roept ‘drie!’ als je een plaatje van drie goudvissen ziet. Je hoeft niet te tellen. Dit proces heet subiteren. Het menselijk brein kon dit al lang voordat we numerieke stelsels bedachten. In de uitgebreide notenlijst achter in dit boek vind je links naar academisch onderzoek, bronnen van feiten en voorbeeldberekeningen.