‘Ik heb de droom weer gehad.’
Ze spreekt de woorden nauwelijks verstaanbaar uit terwijl ze haar handen, die krampachtig verstrengeld in haar
schoot liggen, bestudeert.
‘Schaam je je daarvoor?’
Ze haalt haar schouders op. ‘Ik weet het niet. Moet dat?’
‘Vind je zelf dat dat moet?’
‘Pff, kun je misschien ook gewoon eens antwoord geven in plaats van alleen maar tegenvragen te stellen? Jij bent
toch de deskundige?’ Met haar wijs- en middelvingers masseert ze haar slapen.
Jet Beyvoets, sinds een paar maanden haar psycholoog, negeert het kribbige antwoord. ‘Hoofdpijn?’ vraagt ze belangstellend.
‘Ja, ontzettend. Dat houdt altijd de hele dag aan als ik weer zo’n helse nacht heb gehad.’ Voor het eerst kijkt ze Jet
even aan, maar al snel slaat ze haar donkere ogen, met wimpers die plakkerig zijn van de mascara, weer neer.
‘Heb je iets ingenomen?’
‘Nee, ik hou niet van pillen.’
Jet begint te lachen. ‘Een arts die niet van pillen houdt. Maak je het jezelf nu niet onnodig moeilijk?’
‘Misschien, maar ik heb zo mijn principes. Ik schrijf liever pillen voor dan dat ik ze zelf neem. Ik zie op mijn werk
dagelijks allerlei medicijnen voorbijkomen, het ene met nog ergere bijwerkingen dan het andere. Als het niet strikt
nodig is, wil ik mijn lijf dat niet aandoen.’
‘Kom op, Alice, we hebben het hier over een simpel paracetamolletje, niet over een alfa- of bètablokker. Maar goed, aan jou de keuze.’ Jet werpt een blik op de klok die aan de lichtgeel gestucte muur achter Alice hangt. ‘Laten we weer teruggaan naar de kern, want we dwalen af. We hebben nog drie kwartier en je weet dat tijd de beperkende factor is hier. Wil je me de droom nogmaals vertellen?’