Er streek een vlieg neer op Hartungs arm, waardoor hij opschrok uit zijn gedachten. Of nou ja, gedachten. Het was eerder een soort wakker coma, zo eentje waarin hij soms belandde wanneer hij achter de toonbank zat te wachten. Of nou ja, te wachten. Wachten zou betekenen dat hij er nog op rekende dat er vandaag iets in zijn zaak ging gebeuren. De waarheid luidde dat hij helemaal nergens meer op rekende. Hartung kon urenlang blijven zitten, omringd door het zalige niets.
Beate, die tegenover hem woonde en één keer in de week een romantische film kwam lenen, had hem kortgeleden over een meditatiecursus verteld. Als hij het goed had begrepen, was het bij mediteren de bedoeling dat je je gedachten losliet, dat je die nakeek alsof ze een langsrijdende tram waren. Naar het scheen betaalden de mensen heel veel geld voor dat tramgevoel. En de meesten lukt het niet, had Beate gezegd, omdat het zo ontzettend moeilijk is.
Ik moest maar meditatiegoeroe worden, dacht Hartung. Gedachten loslaten, dat kon hij als geen ander. Er was misschien wel niets waarin hij zo goed was. Hij had geen flauw idee hoe hij dat klaarspeelde, het gebeurde gewoon. En eerlijk gezegd was hij daardoor tot nu toe alleen maar in de problemen gekomen.
De vlieg glansde blauw en groen, Hartung voelde de pootjes op zijn huid. Hij keek op de klok, het was tien voor zes, buiten was het al donker. In de winkel stonden twee oude staande lampen die de kleine ruimte in een schemerig licht dompelden. Dat met die lampen was een idee van Beate geweest, die vond dat een videotheek er als een woonkamer uit moest zien, gezellig en een beetje rommelig. Tja, rommelig was het zeker, maar of het ook gezellig was, dat waagde Hartung te betwijfelen. Zijn blik viel op het opbollende linoleum en op de IKEA-rekken waarvan het fineer losliet.