Kerstin, Connie en Fiona kwamen tegelijk overeind in hun bed. De hoofdkussens en teddyberen vlogen aan de kant. ‘Wat voor verhaaltje vertel je ons morgen, tante Bine?’ riep Kerstin opgewonden. Sabine vond het vreselijk om ‘tante’ genoemd te worden. Het maakte haar oud en met haar zesentwintig jaar was ze dat toch echt nog niet. ‘Morgen heb ik geen nachtdienst. Dan zit ik heerlijk thuis bij te komen van jullie donderstenen,’ antwoordde ze. ‘Overmorgen dan!’ riepen de drie in koor. De dochters van haar zus – vier, vijf en zeven jaar – zagen er met hun blonde manen misschien uit als drie engeltjes, maar het konden ook behoorlijke lastpakken zijn. ‘Overmorgen, tante Bine, wat ga je ons dan vertellen?’ drongen ze aan. Sabine liep naar het raam. De horizon baadde al in een oranje-blauw schemerlicht. Straks zou haar dienst beginnen. De Münchense Frauenkirche was verlicht. De koepels van de twee machtige torens staken ver boven de andere daken uit. Plotseling overviel haar een onbestemd gevoel, alsof een deel van haar afstierf. Sabine slikte het bittere gevoel weg. Ze wist niet waarom, maar de aanblik van de kerk deed haar aan de dood denken. Snel trok ze het gele SpongeBob-gordijn dicht. ‘Volgende keer krijgen we een opdracht van het Vaticaan.’ ‘Van de paus?’ riep Fiona, de oudste. ‘Waarom?’ Sabine snapte niet wat er met haar aan de hand was. Ze probeerde zichzelf op te beuren. ‘Omdat het binnenkort Pinksteren is. De paus reist veel en heeft ons team nodig voor een ingewikkelde beveiligingstaak.’ ‘Waar rijden we naartoe?’ ‘Rijden?’ Sabine trok haar wenkbrauwen op. ‘Vliegen! En wel met de snelste helikopter die we hebben. Pas ontwikkeld, in ons geheime laboratorium.’ ‘Gaaf! En waarom heeft de paus juist óns gevraagd?’ Fiona gaf haar zus een por met haar elleboog. ‘Omdat wij de beste uitrusting hebben, natuurlijk!’ ‘Precies,’ bevestigde Sabine. ‘Nachtkijkers, kogelvrije vesten, microzenders.’ ‘Wauw!’ riep Fiona. Kerstin zette grote ogen op en Connies mond viel open.