Proloog
De fiets lag langs de kant van de weg onder een eik, het stuur stak omhoog in een vreemde hoek, alsof iemand hem met woeste kracht van zich afgesmeten had. Het was zaterdagochtend, de vijfde dag van een hittegolf, en het was nog vroeg. Door de hele staat woedden meer dan veertig hardnekkige bosbranden. Zes steden hadden acute evacuatiewaarschuwingen uitgevaardigd, maar hier, in de buitenwijken van Sydney, was er alleen gevaar voor astmapatiënten, die het advies kregen om binnen te blijven. De rooknevel die de stad omhulde was boosaardig geel-grijs van kleur, zo dik als Londense mist. Het was stil in de lege straten, los van het dreinen van krekels. Mensen sliepen nog, na rusteloze, hete nachten vol verwarrende dromen, terwijl vroege vogels geeuwend met hun duim over het schermpje van hun telefoon scrolden. De afgedankte fiets was splinternieuw. Het was er een van het type dat in advertenties ‘vintage damesfiets’ werd genoemd: mintgroen, zeven versnellingen, een bruinleren zadel en een witte rieten mand. Het soort fiets dat thuishoort in de koele, frisse lucht van een Europees bergdorp, met op je hoofd een zachte baret in plaats van een veiligheidshelm en een stokbrood onder je arm. Vier groene appels lagen verspreid in het droge gras onder de boom alsof ze uit de mand van de fiets waren gerold. Een familie zwarte bromvliegen zat op…