Amelia
Februari 2020
Mijn man herkent mijn gezicht niet.
Onder het rijden voel ik zijn blik op me rusten en ik vraag me af wat hij ziet. Hij herkent niemand, maar het blijft een gekke gedachte dat de man met wie ik ben getrouwd me bij een confrontatie op het politiebureau niet zou kunnen aanwijzen.
Ik hoef hem niet aan te kijken om te weten hoe zijn gezicht staat: knorrig, humeurig, in de ‘ik zei het toch’-stand. Ik blijf dus gewoon voor me uit kijken, naar de weg. En dat is ook nodig. Het sneeuwt nu zo hard dat ik me in een whiteout waan.
De ruitenwissers van mijn Morris Minor Traveller kunnen het amper nog aan. De auto en ik zijn van hetzelfde bouwjaar: 1978. Wat je goed onderhoudt, gaat een leven lang mee, maar ik vermoed dat mijn man ons allebei best zou willen inruilen voor een jonger model. Adam heeft zijn autogordel al verschillende keren gecontroleerd sinds we van huis zijn gegaan en ik zie dat zijn handen als één vuist samengebald in zijn schoot liggen. Het is een rit van hooguit acht uur
van Londen naar Schotland, maar harder rijden durf ik niet in deze sneeuwstorm. Zelfs niet nu de avond valt en we op meer dan één manier de weg kwijt kunnen raken.
Kan een weekendje weg serieus een huwelijk redden? Dat vroeg mijn man toen onze relatietherapeut met het voorstel op de proppen kwam. Elke keer dat die vraag van hem door mijn hoofd spookt, wordt mijn spijtlijst herschreven. Het stemt me triest dat we zoveel tijd in ons leven hebben verspild door niet echt te leven. We zijn niet altijd degene geweest die we nu zijn, maar herinneringen kunnen van iedereen een leugenaar maken. Vandaar dat ik me op de toekomst richt. Op die van mij. Soms maakt hij er nog deel van uit, maar er zijn ook momenten waarin ik me voorstel hoe het zou zijn om weer op mezelf te zijn. Niet dat ik dat wil, ik vraag me alleen af of het niet beter zou zijn, voor ons allebei. De tijd kan een relatie net zo veranderen als de zee het zand naar zijn bewegingen plooit.