Terwijl Angela door haar slaapkamerraam naar buiten kijkt, bedenkt ze dat de man op haar oprit haar in stukken zou kunnen snijden. Hij zou de deur kunnen forceren, naar boven kunnen komen, haar kunnen wurgen met zijn broekriem of met de koord van haar badjas.
Het is halftwee ’s nachts. Angela verschuilt zich achter een halfdicht gordijn. Haar klamme handen zijn om de stof geklemd. Rustig ademen, denkt ze, maar dat helpt niks. De nacht vergrijst de weilanden en slapende boerderijen rondom haar huis.
Er staat een schep in de hoek. Ze weet dat ze hem daar heeft neergezet voor precies dit soort noodgevallen, maar het ding heeft altijd rustgevender gewerkt als symbool van veiligheid dan als daadwerkelijke verdedigingsoptie. Potverdomme, doe iets!
Angela’s zicht is wazig, dus ze wrijft in haar ogen. De man op de lange oprijlaan staart naar een ongedefinieerd punt aan de horizon. De kans dat hij weer weggaat is klein, aangezien hij al anderhalf uur amper bewogen heeft. Het is overweldigend, hoe graag Angela weer in bed wil stappen en wil doen alsof er helemaal niks aan de hand is. Ze had gehoopt dat Roald zijn beloftes na zou komen. Geen dubieuze zaakjes meer. Geen foute vrienden. Geen engerds op haar erf. Het ging potdorie maandenlang goed!
Ze schudt haar hoofd. Roald doet ook gewoon zijn best, dat weet ze. Dit is niet zijn schuld. En ze moet hem Rocko noemen, dat heeft hij zo besloten en dat moet ze respecteren. Kon ze hem nog maar eens vasthouden zoals die eerste keer dat ze hem in haar armen kreeg. Angela kijkt naar de gerafelde vloerbedekking die niet helemaal netjes om de verwarmingsbuis heen valt.
Ze had het Rocko beloofd. Anders had ze de politie allang gebeld. Hij zou stoppen met dealen, zij zou haar mond houden. Ze snapt ook wel dat de agenten vragen gaan stellen als ze die man zien. Angela houdt zich aan haar beloftes. Moet ze haar eigen zoon verraden omdat ze te laf is om zelf indringers van haar erf te verjagen?