Voorpublicatie Iets te verbergen van Elizabeth George
Elizabeth George is terug met Iets te verbergen (01-03-2022), de briljante 21ste Lynley-thriller over een wereld vol leugens, geheime levens en culturele tradities die onder de radar wordt gehouden. Lees hieronder een exclusief fragment.
Kingsland High Street
Dalston
Noordoost-Londen
Adaku Obiaka had zich onopvallend gekleed, en ze viel dan ook totaal niet op. Op de plek waar ze stond was ze anoniem, onopgemerkt, en grotendeels uit het zicht. Ze had zich geposteerd in de ingang van Rio Cinema waar het aroma van koffie en popcorn – wat een merkwaardige combinatie, dacht ze – vocht om de buurtheerschappij met geuren die van de overkant van de straat overwaaiden.
Daar spuwde Taste of Tennessee een mix van geuren uit: bakolie, gebakken kip, koteletten en burgers. De lucht zelf voelde vettig van de stank.
Ze was daar bijna drie uur geweest, had de algemene bedrijvigheid op straat gadeslagen, hield vooral een van de sjofel ogende appartementen in de gaten waar geen bedrijvigheid was. Die appartementen bevonden zich boven wat ooit Kingsland Toys, Games, and Books was geweest, een onderneming die zichzelf etaleerde met een schreeuwend, paarsachtig bord met al even schreeuwende letters in twaalf verschillende kleuren. De zaak bestond niet meer en er was niets anders voor in de plaats gekomen, hoewel het BINNENKORT VERWACHT-bord een hoopvol tintje aan de lege winkelgevel gaf.
De voorgoed gesloten winkel stond pal tussen Taste of Tennessee en Vape Superstore in en had, zoals de meeste winkels in de straat, twee ingangen. De ene was voor het winkelende publiek. De andere, die altijd op slot zat, tenzij je een sleutel had, gaf toegang tot de appartementen erboven. Zes haveloze ramen gaven aan hoe de flats verdeeld waren. Er waren er twee op elke verdieping. Achter de groezelige gordijnen van de ramen van de bovenverdieping schenen felle lichten. Achter de jaloezieën op de middelste verdieping leek het donker. De ramen op de begane grond staarden nietsziend naar Rio Cinema, weerspiegelden zijn luifel, waarop werd beloofd dat het zoveelste vermoeide, dystopische universum werd gered door een jonge filmheldin – bij voorkeur wit en blond.
Gedurende de drie uur dat ze op wacht stond was niemand via de afgesloten toegangsdeur van de flats naar binnen gegaan of naar buiten gekomen. Maar Adaku had uit vertrouwelijke bron vernomen dat er iemand was die dat wel zou doen, en dat vooruitzicht was de reden dat ze daar bleef staan, ondanks haar knorrende maag, die hunkerde naar een avondmaaltijd. Het had haar intussen al veel te lang veel te veel energie gekost om Women’s Health of Hackney überhaupt in het vizier te krijgen. Hoewel ze makkelijk op een andere dag terug kon komen om opnieuw haar plaats bij de ingang van de bioscoop in te nemen, was het feit dat er in de flat op de bovenverdieping licht brandde het bewijs dat daar iemand was. Ze hoefde alleen maar op ze te wachten, al moest het tot de volgende ochtend.
Terwijl Adaku bleef waar ze was, waren de straatgeluiden van babbelende voetgangers, huilende baby’s en schreeuwende, op stepjes langsscherende kids overgegaan in dreunend verkeer, viooloefeningen uit een flat ergens in de buurt en een straatmuzikant die op de stoep voor Snappy Snaps accordeon zat te spelen, op een steenworp afstand van een Paddy Power-bookmakerskantoor. De muzikant hoopte ongetwijfeld dat een of andere geluksvogel na een succesvolle dag op de races een paar extra ponden zijn kant op gooide.
Adaku wou dat ze brood had meegenomen. Zelfs een appel en een fles water klonken al aanlokkelijk. Maar ze had er niet aan gedacht om iets te eten mee te nemen. Had er ook geen tijd voor gehad. Na een bericht op haar voicemail – ‘Ze is er’ – was ze van metrostation West Brompton naar Rio Cinema gegaan, en alleen na nog een telefoontje zou ze in beweging komen tot ze iemand uit het gebouw aan de overkant van de straat tevoorschijn zag komen.
Het vierde uur was tien minuten onderweg toen haar lange wachten eindelijk werd beloond. Het licht in de flat op de bovenverdieping ging uit en na een minuut ging de deur die toegang gaf tot de flats boven Kingsland Toys, Games, and Books open. Er kwam een vrouw naar buiten. In tegenstelling tot Adaku was ze Engels gekleed, in een strakke broek en dunne trui, wit met rode, horizontale strepen en een boothals. Ze droeg een zwierige baseballpet en er hing een boodschappentas aan haar schouder.
De vrouw had zich waarschijnlijk in een van de flats boven voor haar werk omgekleed. Daar droeg ze ter geruststelling van haar cliënten vast professioneler ogende kleding. Met de juiste uitmonstering zou ze haar onuitgesproken boodschap overbrengen: alles komt goed. Was het niet zo, dacht Adaku met een spottende hoofdbeweging, dat wanhopige mensen maar al te graag bereid waren te denken en te geloven wat ze volgens anderen moesten denken en geloven?
De vrouw beende energiek naar het noorden in de richting van het treinstation. Kennelijk woonde ze niet in de buurt. Als dat zo was, dan moest Adaku in beweging komen voordat haar prooi in de trein zat. Dus stak ze vlug de straat over en eenmaal op de stoep aan de overkant versnelde ze haar pas. Algauw had ze de vrouw ingehaald. Adaku stak een hand door de arm van de vrouw en zei: ‘Ik moet met je praten.’
De lippen van de vrouw vormden een volmaakte O. Toen zei ze dat ze in het VK geboren was, en: ‘Wie ben je? Wat wil je?’ en probeerde ze zich los te trekken.
‘Zoals ik al zei, moet ik met je praten. Het duurt niet lang,’ antwoordde Adaku. ‘Mij is verteld hoe het daar heet. Dat is toch Women’s Health of Hackney?’
‘Niemand houdt me op deze manier op straat aan. Wat wil je van me?’
Adaku keek om zich heen of er iemand luisterde en ging zachter praten. ‘Ik heb alleen de locatie gekregen. Ik had geen andere mogelijkheid dan je op deze manier te benaderen. Ik heb geen telefoonnummer. Dus het was dit of niets. Ga je nou nog met me praten?’