Lang geleden kwam Hercules bij een tweesprong. Op een stille weg in het heuvelachtige Griekenland, in de schaduw van knoestige pijnbomen, maakte de beroemde held uit de Griekse mythologie kennis met zijn lot.
Waar het precies was of wanneer, dat weet niemand. We lezen erover in de verhalen van Socrates. We zien het terug in de prachtigste kunst uit de renaissance. We kunnen zijn ontluikende energie, zijn stevige spierballen en zijn angst voelen als we naar de klassieke cantate van Bach luisteren. Als John Adams zijn zin had gekregen in 1776, zou Hercules op de tweesprong vereeuwigd zijn op de officiële stempel van de zojuist opgerichte Verenigde Staten.
Want op die plek, voordat de man wereldberoemd zou worden, voor zijn twaalf werken, voordat hij de wereld had veranderd, kreeg Hercules te maken met een lastige situatie, een die zijn leven voorgoed zou veranderen.
Welke richting zou hij kiezen? Waar zou hij naartoe gaan? Dat is waar het in dit verhaal om draait. Alleen, onwetend en onzeker als hij was, wist Hercules het net zoals zovelen niet.
Waar de weg zich splitste, stond een knappe godin die hem elke verleiding aanbood die hij maar kon bedenken. Gehuld in een mooie jurk, bood ze hem een gemakkelijk leven aan. Ze zwoer dat hij nooit meer te maken zou krijgen met begeerte, ongeluk, angst of pijn. Volg mij, zei ze, en al je wensen zullen worden vervuld.