Als ze terugdachten aan die zomer, herinnerden ze zich de bittere smaak van de rivier in hun mond en het gekriebel van bierschuim op warme huid. En dagen die begonnen na het middaguur, om te eindigden als de nachtelijke hemel verbleekte in het oosten.
Ze herinnerden zich lange middagen onder de kastanjebomen in University Parks en de bijzondere, roségouden tint van de middeleeuwse torenspitsen in de avondzon. Ze herinnerden zich de ontdekking van de steampunkwinkel op de Magdalen Bridge, waarna ze zich de rest van de maand hadden verkleed als betoverende vampiers, paraderend door de oude straatjes als het begon te schemeren, tot groot plezier – en af en toe schrik – van de buitenlandse uitwisselingsstudenten.
Ze herinnerden zich stofwolken in Reading en bij truckfestivals waar je zwart snot van kreeg en het aanhoudende gemompel van de drugsdealers: ‘Wil je coke? Heb je iets nodig?’ Het antwoord was altijd ja en ze hoefden nooit te vragen naar de prijs.
Die zomer was niet een tijd van hoop of van belofte maar van zekerheid. Zij waren de uitverkorenen, de wereld lag aan hun voeten en hun levens, die net waren begonnen, zouden lang en schitterend zijn.
Wat hadden ze het ongelooflijk mis. <br><br>