Niemand vond Paul Dirac een charmeur. Maar hij was een genie. Je kunt zeggen dat Dirac na Einstein waarschijnlijk de briljantste natuurkundige van de twintigste eeuw was. Hij was een pionier op het gebied van de kwantummechanica. Hij voorspelde terecht het bestaan van de antimaterie. In 1933, hij was
toen slechts eenendertig, won hij een Nobelprijs. Maar wat betreft zijn privéleven viel de natuurkundige sociaal gezien te vergelijken met een zwart gat. Collega’s omschreven hem als haast pathologisch terughoudend en bedachten als grap een eenheid die ze ‘de dirac’ noemden om daarmee de snelheid van
zijn gesprekken te meten: één woord per uur. Op de University of Bristol en tijdens zijn vervolgopleiding in Cambridge ontwikkelde Dirac geen hechte vriendschappen, laat staan een relatie met een vrouw. Hij gaf alleen maar om zijn werk en verbaasde zich erover dat andere natuurkundigen kostbare tijd besteedden aan het lezen van poëzie, waarvan hij vond dat die niet te rijmen viel met wetenschap. Toen hij eens met natuurkundige Werner Heisenberg op een dansavond was, keek Dirac uit op een zee van deinende lichamen en begreep niet wat het nut was van dit vreemde ritueel.
‘Waarom dans je?’ vroeg Dirac aan zijn collega. ‘Als er leuke meisjes zijn, is het fijn om te dansen,’ antwoordde hij.
Dirac dacht lang over dit antwoord na en stelde toen nog een vraag. ‘Heisenberg, hoe weet je van tevoren dat de meisjes leuk zijn?’
In 1934 werd Dirac voorgesteld aan een Hongaarse vrouw van middelbare leeftijd. Ze heette Margit Wigner, maar iedereen noemde haar Manci. Ze was op veel manieren zijn tegenpool: niet wetenschappelijk onderlegd, extravert, gezellig. Maar ze raakte geïntrigeerd door deze gereserveerde natuurkundige.
Ze zag iets in hem wat hij niet in zichzelf zag. Ze schreef hem liefdesbrieven, waar hij schouderophalend op reageerde en vervolgens haar spelfouten corrigeerde en haar uiterlijk bekritiseerde. Zij zei dat hij een tweede Nobelprijs verdiende… ‘voor wreedheid’.
Toch gaf ze de moed niet op. Ze overtuigde hem ervan om tijd met haar door te brengen, zijn dromen met haar te delen en zijn angsten aan haar te vertellen. Hij begon langzaam maar zeker te ontdooien. Toen ze na een lang afspraakje uiteen waren gegaan, was hij stomverbaasd over een geheel nieuw gevoel. ‘Ik
mis je,’ zei hij. ‘Ik begrijp niet waarom ik dit voel, want meestal mis ik mensen niet als ik afscheid van hen heb genomen.’
Dirac en Manci trouwden uiteindelijk en waren vijftig jaar lang gelukkig met elkaar en verliefd. In een van zijn brieven schreef Dirac aan zijn vrouw dat ze hem iets had geleerd wat hij, ondanks al zijn genialiteit, nooit alleen had kunnen ontdekken. ‘Manci, mijn lief… jij hebt voor een prachtige verandering in mijn leven gezorgd. Jij hebt van mij een mens gemaakt.’