Naar mijn bescheiden mening is er één simpele waarheid die volgens mij een heleboel van de problemen zou oplossen bij het schiften van de misinformatie rondom voeding: voeding is geen medicijn*.
De grote meerderheid van de boeken over voeding gaat uit van precies het tegenovergestelde, ondanks het feit dat je de grootste moeite zou hebben om iemand te vinden met een formele opleiding op het gebied van diëtetiek of voeding die deze stelling bezigt. Alleen dat al zou toch veelzeggend moeten zijn.
Het feit dat voeding geen medicijn is, is allerminst een slechte zaak; sterker nog: het is maar goed ook! Onze gezondheid wordt te vaak gepresenteerd als iets waar we volledige controle over hebben, en doen alsof voeding een medicijn is, dient geen enkel ander doel dan deze retoriek van persoonlijke verantwoordelijkheid aanmoedigen. We moeten stoppen met mensen een schuldgevoel aanpraten vanwege wat ze eten en stoppen met impliceren dat een ziekte hun eigen schuld is omdat ze geen betere keuzes hebben gemaakt.
Erkennen dat voeding geen medicijn is, wil niet zeggen dat ik niet geloof dat voeding een positieve impact kan hebben op iemands gezondheid; dit is geen kwestie van of/of! Niet alleen kan de manier waarop we ons leven inrichten een grote impact hebben op chronische aandoeningen, maar mensen helpen om van medicatie af te komen waar ze voor het leven aan vast meenden te zitten, is bovendien een prachtige doelstelling. Ironisch genoeg leidt het aanvaarden van de verschillen tussen voeding en medicijnen ertoe dat dit streven realistischer en haalbaarder wordt.
Maar wacht even, heeft Hippocrates, de zogenaamde ‘vader van de westerse geneeskundeʼ niet gezegd: ‘Laat voedsel uw medicijn zijn en medicijn uw voedselʼ? Het spijt me dat ik je al direct aan het begin van dit boek uit een droom moet helpen, maar Hippocrates heeft die twee dingen nooit daadwerkelijk bij elkaar gezet; dit is simpelweg een leuk klinkend, onjuist citaat.2 Hoewel Hippocrates in 400 voor Christus zijn tijd ver vooruit was in vele aspecten van de geneeskunde, is het een tikkeltje problematisch om dingen die hij heeft gezegd (of zou hebben gezegd) te gebruiken als leidraad voor hoe we de geneeskunde vandaag de dag dienen te beoefenen. Hij meende bijvoorbeeld dat je kon voorkomen dat iemand ongesteld werd door het aanbrengen van een ‘zo groot mogelijk cuppinginstrument op de borstenʼ3, maar op dat punt citeert niemand hem, of wel soms?
Dit uit alle macht van voeding een medicijn willen maken heeft ertoe geleid dat steeds meer artsen identiteitspolitiek bedrijven door middel van de keuzes die ze maken met betrekking tot wat ze eten. In hun alias op social media staan tegenwoordig termen als ‘koolhydraatarmʼ of ‘carnivoorʼ als een soort ereteken. Wanneer iemands eetpatroon zijn identiteit binnendringt, kan dat maar al te vaak leiden tot bevooroordeeldheid en kortzichtigheid. Wanneer zo iemand bewijs krijgt voorgelegd dat vraagtekens plaatst bij dit nieuwe deel van wie hij is, denk je dan werkelijk dat hij de tijd zal nemen om het oprecht te onderzoeken? We hebben allemaal het volste recht om te kiezen voor een bepaald eetpatroon, maar als arts móéten we voorkomen dat we dit tijdens een consult op een patiënt projecteren.
* Ik ben me er terdege van bewust dat deze stelling heel nuttig kan zijn in de context van herstellen van een zware eetstoornis, vooral voor mensen die een klinische behandeling nodig hebben. Daar wil ik niets aan afdoen. Maar deze specifieke uitzondering vormt niet de regel voor ons allemaal.