Inhoud
In 1983, ik was toen tien jaar oud, ging ik in het geheim naar het postkantoor in de stad waar ik woonde, om een brief naar Hà Nội te versturen. De envelop bevatte mijn inzending voor een schrijfwedstrijd. Toen het bericht kwam dat ik een prijs had gewonnen, waren mijn ouders geschokt. Ze wezen mij erop dat ze niet wilden dat hun enige dochter schrijver zou worden, omdat het schrijverschap in Việt Nam een lange, gecompliceerde historie kent. Ik moest mijn droom opzijzetten en allerlei soorten werk doen om bij te dragen aan het levensonderhoud van ons gezin. Maar de schrijver in mij luisterde altijd naar andere mensen, vroeg altijd hoe zij de oorlog hadden meegemaakt, en sloeg al die verhalen in haar geheugen op. Als tiener reisde ik meerdere malen naar de dorpen waar mijn ouders waren geboren, om met oudere familieleden en vrienden te praten en me met behulp van hun verhalen een voorstelling te maken van hoe het leven moest zijn geweest voor mijn grootouders, die voor mijn geboorte al gestorven of omgebracht waren. En hoe meer ik het pijnlijke verleden van Việt Nam begon te begrijpen, hoe meer mensen bereid waren de gebeurtenissen uit hun leven met mij te delen.
Zonder dat ik me ervan bewust was, was ik op jonge leeftijd eigenlijk al bezig met vooronderzoek voor De bergen zingen. De tijd, de afstand en het gestage wetenschappelijke onderzoek maakten uiteindelijk dat ik de complexiteit van de geschiedenis van Việt Nam en zijn relatie met andere landen leerde begrijpen. Dit begrip is breder geworden door diepgaande gedachtewisselingen met zowel Vietnamese als Amerikaanse oorlogsveteranen, en door mijn vrijwilligerswerk voor oorlogsslachtoffers.
De bergen zingen belichaamt mijn diepe verlangen om mijn grootmoeders te leren kennen en om de ondervertegenwoordigde vrouwen en kinderen een stem te geven; zij hebben vaak het meest te lijden van de gevolgen van oorlogen, maar moeten hun verdriet verbergen om steun en troost te bieden aan terugkerende soldaten. Via oma Diệu Lan en haar kleindochter Hương kon ik in de roman met hen praten, in hun voetsporen treden en me een voorstelling maken van hun dromen en verlangens.
Het lijkt misschien ironisch dat ik ervoor gekozen heb om deze roman, mijn tot nu toe meest persoonlijke werk, in het Engels te schrijven, de taal van agressieve militaire machten en culturen. Maar deze taal heeft me een nieuwe stem gegeven en een manier om de turbulente gebeurtenissen uit het verleden van mijn land in fictie vast te leggen, ook gebeurtenissen die nog onvoldoende zijn gedocumenteerd in Vietnamese romans, zoals de Grote Hongersnood en de landhervormingen. Met mijn boek wilde ik ook reageren op de Hollywoodfilms en -romans, geschreven door westerlingen die ons land nog steeds vanuit het perspectief van oorlog bekijken en Vietnamezen beschouwen als mensen die niets hoeven te zeggen, of die, als we wel tekst krijgen, simpel, naïef, wreed of opportunistisch klinken. Over Việt Nam in en na oorlogstijd zijn in het Engels boekenkasten vol geschreven, maar stemmen vanuit Vietnam zelf zijn schaars.
Toen ik een jaar of veertien was en voor het eerst met de Engelse taal kennismaakte, had ik geen idee dat het de taal zou worden die De bergen zingen zou redden. In Khương Dụ, het kleine dorp in het Noorden waar ik ben geboren, was geen leraar Engels. In Bạc Liêu, de stad in het Zuiden waar ik ben opgegroeid, waren niet veel mensen die Engels konden spreken. Ik was een scholier die daarnaast op de rijstvelden en als straatverkoper werkte. Voor mij was de Westerse wereld geheimzinnig, hij bestond alleen in de zwart-witfilms waarvan ik af en toe een glimp opving als ik sigaretten verkocht op de stedelijke begraafplaats, die tevens als onze enige openluchtbioscoop fungeerde.
Pas halverwege mijn middelbare school leerde ik een paar woordjes Engels, toen mijn oudste broer op een middag een schriftje mee naar huis bracht. Hij vertelde me dat hij net een paar woorden Engels van iemand had geleerd en dat hij die ook aan mij zou leren. Ik was zo opgewonden dat ik bij het avondeten bijna geen hap door mijn keel kreeg. Nadat ik die avond de olielamp had aangestoken (we hadden slechts af en toe stroom) en een lange broek en een blouse met lange mouwen had aangetrokken om de wolken muggen van me af te houden, haalde mijn broer plechtig zijn schrift tevoorschijn. Hij sloeg het open en wees naar een vreemd ogend woord. ‘Sờ cu lờ,’ las hij, waarna hij me met een verwachtingsvolle blik aankeek.
‘Sờ… sờ,’ zei ik hem na en bracht mijn hand naar mijn mond.
‘Sờ cu lờ,’ zei hij opnieuw.
‘Sờ… sờ cu…’ herhaalde ik en barstte in lachen uit. De woorden die me net waren ontglipt klonken als de Vietnamese uitdrukking voor ‘het geslachtsorgaan van een man vastpakken’.
Mijn eerste Engelse les was meteen afgelopen. Omdat ik de slappe lach kreeg, sloeg mijn broer zijn schrift met een klap dicht en stormde de kamer uit. Zijn gezicht was zo rood als het vruchtvlees van een gấc.
‘Broer! Alsjeblieft, leer het me,’ riep ik hem na, maar hij kwam niet terug. Pas later, veel later, kwam ik erachter dat mijn broer me een erg belangrijk woord had willen leren: ‘school’.
Ik durfde niet te vragen of hij me weer les wilde geven, maar af en toe, als hij van huis was, stal ik zijn schrift. Dan verstopte ik me onder de mangobomen en kokospalmen die rond onze vijver stonden en staarde naar de Engelse woorden. Ik had het gevoel dat achter die vreemd aandoende woorden magische deuren schuilgingen en dat ik, als ik erin zou slagen die open te duwen, de wijde wereld zou kunnen binnentreden.
En nu, met De bergen zingen, zet ik mijn eerste stapjes in die wereld. Het schrijven van De bergen zingen vergde zeven jaar, honderden revisies, talloze slapeloze nachten, heel wat tranen en vele momenten van twijfel.
Ik twijfelde of ik wel goed genoeg was als verhalenverteller. Ik twijfelde aan mijn vermogen om gecompliceerde gedachten en gevoelens in het Engels te verwoorden. Maar ik heb nooit getwijfeld aan het besluit dat ik in 2006 nam, om op drieëndertigjarige leeftijd mijn droom om schrijver te worden weer op te pakken.
Als je de eerste bladzijde van De bergen zingen opslaat, open je de deur naar een authentiek Việt Nam waar spreekwoorden door de dagelijkse gesprekken worden gestrooid, waar wiegeliedjes en gedichten worden gezongen. Je zult de kleuren, rijkdom en complexiteit van onze cultuur ervaren, te beginnen met onze Vietnamese namen en onze taal, die met de bijbehorende diakritische tekens worden geschreven. Die tekens zien er in het begin misschien vreemd uit, maar ze zijn net zo belangrijk als een dak van een huis. Het woord ‘ma’, bijvoorbeeld, kan worden geschreven als ma, má, mà, mả, mạ, en mã, en heel verschillende dingen betekenen: geest, moeder, maar, graf, jonge rijstplant, en paard. De schrijfwijze van het woord ‘bo’ kent nog meer varianten: bó, bỏ, bọ, bơ, bở, bờ, bô, bố, bồ, en bổ, met de respectievelijke betekenis van bundel, verlaten, insect, boter, zompig, oever, pispot, vader, maîtresse, en voedzaam.
Net als voor Hương in De bergen zingen waren boeken gedurende een aantal jaren in mijn kindertijd mijn enige vrienden. Ze boden me de kans te ontsnappen aan wanhoop en armoede. Met mijn ouders verhuisde ik een paar jaar na de oorlog van het Noorden naar het Zuiden van Việt Nam, maar er waren nog steeds grote spanningen tussen Noord en Zuid. Omdat mijn leven zich tussen al die spanningen afspeelde, besefte ik hoe diep de wonden waren die ons land en onze families verdeelden. Veel van die wonden zijn nog niet geheeld, hoewel er vijfenveertig jaar verstreken is sinds het einde van de oorlog op 30 april 1975.
Wat de relatie tussen Việt Nam en de Verenigde Staten betreft is er een enorme vooruitgang geboekt, maar de wonden die ons land en onze families verdeelden, zowel thuis als in de diaspora, blijven diep en pijnlijk. Daarom heb ik in De bergen zingen ons volk in de Vietnamoorlog centraal gesteld, in de hoop dat we ons zullen openstellen voor moeilijke, maar noodzakelijke gesprekken waarmee we elkaar bij het helingsproces kunnen helpen. Tegelijkertijd hoop ik dat het verhaal van Hương en Diệu Lan internationale lezers laat ontdekken dat we dezelfde eigenschappen delen die ons tot mens maken. Zoals Hương zegt: ‘Op de een of andere manier wist ik dat er nooit meer oorlog zou komen als mensen bereid waren zich in elkaar te verdiepen en het licht van een andere cultuur te zien.’