Hij kwam voor me staan met zijn smetteloos witte jas, spiegelglad gepoetste leren schoenen, een rond brilletje, en een map in zijn hand. Hij deed alsof hij aandachtig een papier las dat daarin zat en gaf me met een zweem van droefheid de diagnose, of nee, het vonnis: ‘Meneer Guerrieri… de brandstofpomp…’ Hij hoefde er alleen nog maar met een zucht ‘heeft het niet gered’ aan toe te voegen, en dat was dat. Conclusie: een nieuwe installatie en een fikse aderlating voor mijn portemonnee, waarmee het toch al niet best gesteld was.
‘En minstens een week werk, meneer Guerrieri,’ mompelde hij zachtjes. Minstens een week? Joh, trek die witte doktersjas uit, haal die schoolmeestersblik van je gezicht, stroop je mouwen op en ga aan de slag, hoezo een week? Dat dacht ik.
‘Goed,’ zei ik in plaats daarvan. ‘Kan ik dan een vervangende auto krijgen?’
‘Het spijt me, die zijn momenteel allemaal in gebruik. U kunt er eventueel wel een huren. Voor een schappelijk prijsje, gezien de noodzaak.’
‘Maakt niet uit, ik ga wel lopen. Wandelen is goed voor je humeur.