Al sinds mijn adolescentie was hardlopen hetgeen waar ik het gelukkigst van werd.
Soms leidde ik ook mijn vader om de tuin om dat te kunnen doen, door niet te gehoorzamen aan zijn bevel om te studeren. Ik vertelde hem dat ik me aangetrokken voelde tot de kami’s, de godheden van onze shintoïstische cultuur die de keizer had getransformeerd tot staatsreligie, waarbij hij het boeddhisme verbood.
In de familie van mijn vaders kant werd het shintoïsme al eeuwen beoefend, al voor de keizerlijke verplichting. Tot mijn favoriete kami’s behoorden altijd al de kodama’s, de geesten die het bos bewaakten; ze wonen in de bomen, in de stenen die door de wind zijn uitgesleten, in de diepte van de kleine meren, in de holten die verborgen zijn in de sneeuw of achter de nevelige straal van de watervallen. Ze hebben geen vaste, zichtbare vorm, behalve op religieuze afbeeldingen, het kunnen geesten zijn maar ook onderdelen van de natuur, zoals rotsen en beekjes; het zijn scheppers en bewakers van het universum, ze zorgen voor harmonie in het rijk der levenden. Met dat van de overledenen houden ze zich niet al te veel bezig, want uiteindelijk kunnen de doden maar een poosje in de herinnering van ieder van ons blijven bestaan, om daarna te verdwijnen.
Het shintoïsme is in feite tamelijk eenvoudig, omdat het door de natuur wordt gereguleerd, die heilig is en daarom vereerd, gerespecteerd en beschermd moet worden. Verder is er weinig belangrijk als het niet te maken heeft met de eigen persoon en de eigen familie.
Hardlopen in de bossen en de bergen was voor mij dan ook het zoeken naar rechtstreeks contact met de kodama’s. Daarom liet mijn vader me begaan, zij het onder zijn toeziend oog en soms met stilzwijgende tekenen van misprijzen.
Ik was een eigenzinnige leerling en een respectvolle zoon, ook al werden mijn ouders altijd in beslag genomen door gedachten waar ik geen plek tussen kon bemachtigen. Natuurlijk, ze garandeerden me een welgesteld leven, maar ik heb meermalen gedacht dat er voor hen weinig zou veranderen als ik er niet was. Dat stemde me soms mistroostig, maar het stelde me wel in de gelegenheid veel tijd in de immense eenzaamheid van de bossen door te brengen.