De sneeuwstorm is voorbij. Traag rijst de zon boven de bergkam. Beneden in het dal komt alles langzaam tot leven. Op de hellingen rijden bully’s over de skipistes om ze opnieuw te prepareren. De straten van Sestrière worden sneeuw vrij gemaakt en de terrassen worden klaargezet. Bij de liftstations zijn mensen bezig om de gondels gereed te maken voor de toeristen. Ze fluiten en lachen. Vandaag zal het nog rustig
zijn, maar morgen kunnen de wintersporters weer naar boven om te skiën.
In de bergen zijn de grillig gevormde rotsen verdwenen onder een dikke laag sneeuw. De weg die langs de hellingen kronkelt, is niet langer zichtbaar. Als je goed luistert, hoor je de takken van de dennen zuchten onder het gewicht. Ze kraken zachtjes, maar breken niet af. Op een enkele na. De wereld lijkt hier tot stilstand te zijn gekomen, alleen smalle rookpluimen verraden dat er mensen schuilen in de ingesneeuwde huizen die her en der verspreid op de hellingen staan. Veilig en warm, wachtend tot ze weer de weg op kunnen.
Een steenarend zweeft over de Alpen, op zoek naar een prooi in deze witte wereld. Plotseling vertraagt zijn vleugelslag. De vogel blijft hangen boven een ravijn. Er ligt iemand.
Een man. Zijn ski-jack is doordrenkt met bloed.