Nee, niet weer, denkt Emilie vermoeid als haar telefoon voor de derde keer in korte tijd begint te trillen. Kan haar moeder dan echt niet begrijpen dat ze aan het werk is en niet de hele dag alleen maar voor háár klaar kan staan?
Ze haalt diep adem, zet zich schrap en neemt op.
‘Hoi mam, hoe is het?’ zegt ze zo luchtig mogelijk.
‘Lieverd, ja goed. Luister, morgenmiddag om vier uur kunnen we terecht in Antwerpen in het atelier, hij heeft ons ertussen kunnen zetten, is dat niet geweldig?’
‘Wacht even, waar? Welk atelier? Waar heb je het over?’
‘Van Fred, het atelier van Fred.’
Ze denkt snel en diep na maar het wil haar niet onmiddellijk te binnen schieten, hoewel ze weet dat het iets belangrijks is voor haar moeder.
‘Sorry mam, help me even, wie is ook weer Fred?’ Ze hoort haar moeder diep zuchten en moeite doen haar ergernis voor zich te houden.
‘Kind toch, Frederique Pignolle, hij maakt de jurken voor de bruidsmeisjes.’
Ze weet het weer, de bruiloft. Natuurlijk, hoe kan ze het vergeten, het gaat al een jaar over niets anders.
‘Och, natuurlijk!’ zegt ze zo nonchalant mogelijk. ‘We krijgen jurken in dezelfde kleur.’
‘Nou nee, we worden niet zo’n ordinaire, Amerikaanse familie waarin iedereen in dezelfde, goedkope jurk loopt te paraderen.
Deze jurken zijn op maat gemaakt en zeker niet hetzelfde, maar als het goed is zie je wel dat ze bij elkaar horen.’
‘Ah oké, een soort serie dus.’
‘Schat toch, nee, zo mag je dat niet noemen. Jullie zullen onderdeel uitmaken van een groter geheel en dat zie je heel subtiel terug in de jurken, die ook weer zullen aansluiten bij de bruidsjurk zelf. Het wordt prachtig!’
Waarom lukt het haar niet blij te zijn, al is het maar voor haar moeder? Als zij zo gelukkig wordt van een reeks galajurken, waarom kan ze dan niet gewoon meegenieten? Emilie zucht diep in zichzelf en doet haar best wat enthousiasme op te wekken, al kan die hele verdomde bruiloft haar gestolen worden.
‘Ik snap het, mam, klinkt heel chic. Maar morgenmiddag in Antwerpen, dat gaat me niet lukken vrees ik.’
‘Het kan niet anders, Emilie, je moet er gewoon zijn.’ Haar moeders stem is ineens scherp en heel dwingend, dat is altijd het geval als ze haar zin niet krijgt.
‘Mam, ik heb een baan! Ik kan morgen niet zomaar vrij nemen, ik heb dan een presentatie voor een van onze grootste klanten.’
‘Dat moet je dan maar regelen, je bent toch belangrijk daar?
Met al die mensen onder je is er vast wel iemand die dat van je kan overnemen.’
Voor ze kan reageren heeft haar moeder al opgehangen.
Hoe vaak is dit al niet gebeurd… Het maakt haar woedend.
Haar moeder begrijpt helemaal niets van een vrouw die wil werken terwijl dat niet nodig is, ze vindt het zelfs ongepast.
Om nog maar te zwijgen van het feit dat Emilie niet getrouwd is, geen kinderen heeft en zich dus niet bezighoudt met wat in haar ogen de enig juiste levensinvulling is voor iemand met hun achternaam en zoveel geld, voor iemand van hun stand.
Als Emilie aan het eind van haar werkdag naar huis fietst is ze opgefokt en chagrijnig. Met veel moeite is het haar gelukt om haar collega zover te krijgen de presentatie van vrijdag over te nemen maar haar baas was bepaald not amused. Ergens steekt het haar dat ze zo hard werkt en dan nog zoveel commentaar krijgt als er eens iets tussen komt. Oké, naar Antwerpen voor een jurk is misschien niet erg noodzakelijk in de ogen van haar collega’s maar daar staat tegenover dat ze er altijd is. Ze is nooit ziek, ze gaat weinig en kort op vakantie en is altijd bereid werk over te nemen van collega’s die uitvallen.
Het steekt haar nog meer dat haar moeder in dat opzicht gelijk heeft: ze ís daar belangrijk, ze zou dit moeten kunnen regelen zonder gezeik. Waarom lukt het dan niet? Waarom heeft ze altijd het gevoel dat ze meer moet doen? Dat ze nog beter moet zijn?