Chicago
‘Weet je het zeker?’
De verkoper doet geen enkele moeite om haar frons te verbergen terwijl ze kijkt naar wat ik op de onderste plank achter haar aanwijs. Daar, tussen de sierlijkere en duurdere parfums staat een lomp, groen flesje dat eruitziet alsof het daar per ongeluk terecht is gekomen.
‘Het spreekt me aan,’ zeg ik.
De vrouw die volgens haar naamkaartje Martha heet aarzelt even, maar als ik glimlach, zucht ze en bukt ze zich om het te pakken waarbij haar oorbellen in de vorm van een sneeuwvlok fonkelen als het licht erop valt. ‘De Armani lijkt me toch een betere keus,’ zegt ze als ik mijn mouw opstroop. We hebben op mijn andere arm al vijf verschillende luchtjes gesprayd en ik heb daar geen onbespoten huid meer over. ‘Je krijgt er ook nog eens twintig procent korting op.’
‘Die was te lekker,’ zeg ik en ik steek mijn pols naar haar uit. Ze sprayt gehoorzaam en ik ruik eraan. Ik trek mijn neus op door de nep appellucht. Mierzoet met een sterk chemisch vleugje. Mijn zus zal het walgelijk vinden.
En dus is het perfect.
‘Die wil ik.’
Martha moet hoesten als de parfumlucht haar bereikt. ‘Als je je zorgen maakt over de prijs, dan hebben we nog heel veel andere goedkopere luchtjes.’
‘Daar gaat het niet om,’ verzeker ik haar. ‘Deze wil ik hebben, echt.’
Ze wil ertegen ingaan, maar dan komt het volgende kerstliedje over de speakers, iets over sleebellen en rendieren en een heerlijke tijd. Ze rilt zichtbaar en ik krimp meelevend ineen. Wat zal ze dat liedje al vaak hebben gehoord.
‘Draaien ze weleens andere liedjes?’
‘Nee, nooit.’ Ze werpt een blik op het luchtje en vervolgens op de rij mensen achter me. Ik zie precies het moment dat ze me wegzet als een verloren zaak. ‘Zal ik het inpakken?’
‘Graag.’