Vijf vragen aan Fatma Aydemir
Schimmen van de jonge Duitse auteur Fatma Aydemir is een grote familieroman over verschillende generaties immigranten. Een intrigerend en ontroerend verhaal over het onvermogen om te aarden, de geesten uit het verleden en het grote verlangen naar liefde en erkenning. Een boek dat je maar moeilijk kunt wegleggen.
Lees hieronder een kort interview met deze bijzondere auteur, die inmiddels in Duitsland een bestsellerstatus heeft verworven.
Fatma, je hebt lang aan Schimmen geschreven en onderzoek gedaan. Wat was het allereerste idee, hoe begon je verhaal met dit boek?
Eigenlijk was ik met een heel ander verhaal bezig waar ik niet echt verder mee kwam. Toen schreef ik op een avond plotseling over dit personage, Hüseyin Yilmaz, dat niets te maken had met mijn oorspronkelijke idee. Ik schreef hoe Hüseyin stierf aan een hartaanval in de week van zijn langverwachte pensionering − zonder zelfs maar te weten wie Hüseyin was en waar hij vandaan kwam. Maar ik wist meteen dat ik het oude verhaal ging weggooien en dat Hüseyins dood het begin was van een nieuwe roman, het begin van Schimmen. Vervolgens leerde ik de familieleden van Hüseyin hoofdstuk voor hoofdstuk kennen om via hen te ontdekken wie deze stervende negenenvijftigjarige arbeider in het eerste hoofdstuk is.
Schimmen richt zich op het lot van één gezin, het gezin van Emine en Hüseyin Yilmaz en hun kinderen. Wat voor soort gezin is dit, hoe kun je het in een notendop omschrijven?
Het is een gezin waarin de arbeidsmigratie van Oost-Turkije naar Duitsland een diepe kloof heeft doen ontstaan tussen de generaties. Terwijl de vier kinderen op de een of andere manier hun weg proberen te vinden in de Duitse samenleving, waarin ze grotendeels geïntegreerd zijn, zijn hun ouders, Hüseyin en Emine, volledig geïsoleerd: van de omgeving, van hun kinderen, maar ook van elkaar. Deze kloof zorgt ervoor dat alle gezinsleden hun echte problemen voor elkaar verbergen. Op de begrafenis van Hüseyin wordt ten slotte duidelijk hoezeer ze van elkaar vervreemd zijn geraakt.
Het verhaal wordt verteld vanuit zes verschillende perspectieven en de gezinsleden komen na elkaar aan het woord. Hoe is het je gelukt om elke keer opnieuw naar dezelfde wereld te kijken?
Door pauze te nemen. Ik heb veel tijd genomen om voor elk personage een unieke stem en een unieke manier van denken te vinden. Tussendoor moest ik steeds weer afstand nemen van het boek voordat ik aan het volgende personage kon werken. Ik had de grote lijnen van het plot in gedachten, maar na verloop van tijd realiseerde ik me dat het de personages en hun perspectieven zijn die het verhaal drijven − dat ze mijn uitgedachte plot steeds weer omgooiden omdat ze uiteindelijk een eigen leven ontwikkelden. Het was belangrijk voor mij om elk personage zijn eigen verhaal te geven, zodat hun hoofdstuk een opzichzelfstaand verhaal kon zijn. Maar tegelijkertijd moesten de verhalen samen een groter verhaal vertellen om een roman te vormen. Dat was uitdagend.
De roman speelt zich af in 1999 en vertelt het verhaal van de decennia daarvoor in vele tijdsprongen. Waarom heb je je niet gericht op ons heden, waarom 1999?
De jaren negentig is een decennium dat wordt herinnerd als heel prettig of als bijzonder gewelddadig, afhankelijk van je perspectief. Elke keer als ik een verhaal lees dat de jaren negentig beschrijft als een harmonieuze en veilige tijd, krimp ik vanbinnen ineen. Voor mij zijn dit de jaren die werden gekenmerkt door de continue aanwezigheid van rechts geweld in Duitsland en door de bloedbaden in Turkije. Die kenmerken die zo tekenend waren voor de jaren negentig, zijn nog tot op de dag van vandaag bepalend. Hanau en Solingen zijn in die zin met elkaar verbonden. Tegelijkertijd valt me op dat men met nostalgie terugkijkt op die nog niet volledig gedigitaliseerde tijd, waarin we allemaal zogenaamd op een veel directere wijze bij elkaars leven betrokken waren. Ik geloof dat dit een verkeerde aanname is. Veel mensen waren twintig tot dertig jaar geleden veel eenzamer dan nu. Want het was veel moeilijker om gelijkgestemden te vinden die met soortgelijke problemen worstelden. Dit is ook waar Schimmen over gaat.
Waar gaat de titel Dschinns (djinns) over, in het Nederlands vertaald als Schimmen?
In het islamitische geloof is de djinn een levend wezen dat samen met mensen de wereld bevolkt, maar onzichtbaar blijft. Het fenomeen is echter ouder dan de islam en is nog steeds voornamelijk een populair geloof in een boze geest die bezit neemt van mensen, en hen tot waanzin drijft als ze zichzelf er niet tegen beschermen. Voor mij is het idee van de djinn vooral interessant als een esthetische leidraad: hij symboliseert een onafgebakende angst die nooit volledig kan worden begrepen of uitgedrukt. De djinn uit zich bij elk personage in de roman anders. Soms belichaamt hij de dingen die iemand onderdrukt en die plotseling opduiken, maar hij is ook terug te zien in de worsteling die personages ervaren om betekenis aan hun eigen leven te geven. Het gaat mij niet om het spirituele aspect, maar om een maatschappelijke, politieke vraag: welke verhalen vertellen we niet of juist wel over onszelf om geaccepteerd te worden binnen een gemeenschap?
Interview: Florian Kessler, Hanser Verlag, redacteur van Fatma Aydemir