Edith Eger – Mijn geheim hield me gevangen
Op 4 en 5 mei vieren we onze vrijheid en herdenken we het verleden. Edith Eger overleeft als jong meisje de Holocaust. In haar boeken doet zij verslag van haar leven en geeft haar levenslessen door. Een verhaal dat verteld moet blijven worden.
Lees hieronder een fragment uit de inleiding van De keuze van Edith Eger.
Jason Fuller
Ik wist niets van het geladen pistool onder zijn overhemd, maar op het ogenblik dat commandant Jason Fuller mijn kantoor in El Paso binnenliep op een zomerse dag in 1980, kromp mijn maag ineen en voelde ik het prikken achter in mijn nek. De oorlog had me geleerd om gevaar te voelen, zelfs nog voordat ik kon uitleggen waarom ik bang was.
Jason was lang en had het afgetrainde lichaam van een sporter, maar het was zo stijf dat hij eerder een houten pop leek dan een mens. Zijn blauwe ogen waren afstandelijk, zijn kaak stond strak en hij wilde (of
kon) niet spreken. Ik leidde hem in de richting van de witte bank in mijn kantoor. Hij ging stijfjes zitten, met zijn vuisten stevig tegen zijn knieën gedrukt. Ik had Jason nooit eerder ontmoet en had geen idee waar zijn catatonische toestand door werd veroorzaakt. Zijn lichaam was dichtbij genoeg om het aan te raken, en zijn pijn was bijna tastbaar, maar hij was ver weg, verloren. Hij leek niet eens mijn grijze poedel Tess op te merken. Zij hield de wacht naast mijn bureau, als een tweede levend standbeeld in de kamer.
Compleet op slot
Ik haalde diep adem en zocht naar een manier om het gesprek te openen. Soms begon ik een eerste sessie door mezelf voor te stellen en een beetje over mijn achtergrond en aanpak te vertellen. Soms ging ik er meteen voor en begon ik met het vaststellen en onderzoeken van de gevoelens die de patiënt naar mijn kantoor hadden gebracht. Bij Jason leek het noodzakelijk om hem niet met te veel informatie te overspoelen, noch hem te snel te vragen om zich kwetsbaar op te stellen. Hij zat compleet op slot. Ik moest een manier zien te vinden om hem de veiligheid en de toestemming die hij nodig had te geven, zodat hij het risico durfde te nemen om me te laten zien wat hij zo krampachtig binnen in zich bewaakte. Bovendien moest ik aandacht besteden aan het waarschuwingssysteem van mijn lichaam, zonder dat ik het gevoel voor gevaar mijn vermogen om te helpen liet overweldigen.
Waarom nu?
‘Hoe kan ik nuttig voor je zijn?’ vroeg ik. Hij antwoordde niet. Hij knipperde niet eens met zijn ogen. Hij deed me denken aan een personage in een mythe of legende die in een steen was veranderd. Welke magische toverspreuk kon hem bevrijden? ‘Waarom nu?’ vroeg ik hem. Dit was mijn geheime wapen. De vraag die ik altijd stel aan mijn patiënten bij het eerste bezoek. Ik moet weten waarom ze gemotiveerd zijn om te veranderen. Waarom ze uitgerekend vandaag willen beginnen om met mij samen te werken. Waarom is vandaag anders dan gisteren, of vorige week, of vorig jaar? Waarin verschilt vandaag van morgen? Soms duwt onze pijn tegen ons aan, en soms trekt onze hoop aan ons. Door te vragen ‘Waarom nu?’ stel ik niet slechts een vraag, maar vraag ik naar alles.
Een van zijn ogen knipperde als bij een zenuwtic. Maar hij zei niets. ‘Vertel me waarom je hier bent,’ zei ik nog eens. Nog steeds zei hij niets. Mijn lichaam verstrakte. Ik voelde een golf van onzekerheid door me heen gaan. Ik werd me bewust van de penibele en cruciale tweesprong waarop we ons bevonden: twee mensen tegenover elkaar, beiden kwetsbaar. Beiden namen we een risico terwijl we probeerden om het leed te benoemen en er een geneesmiddel voor te vinden. Jason was niet officieel naar mij doorverwezen. Het bleek dat hij uit zichzelf naar mij toe was gekomen, uit vrije wil. Maar ik wist uit klinische en persoonlijke ervaring dat zelfs als iemand ervoor kiest om te genezen, hij of zij jarenlang vast kan blijven zitten.
Tekst gaat verder onder het boek.
Liever geen medicijnen
Als ik er niet in slaagde hem te bereiken, was, gezien de ernst van zijn symptomen, mijn enige alternatief hem doorverwijzen naar mijn collega, het hoofd psychiatrie in het William Beaumont Army Medical Center, waar ik mijn promotieonderzoek had verricht. Dr. Harold Kolmer zou Jasons catatonie diagnosticeren, hem laten opnemen, en waarschijnlijk een antipsychotisch medicijn zoals Haldol voorschrijven. Ik stelde me Jason voor in een ziekenhuisjurk met nog steeds die nietsziende ogen terwijl zijn lichaam, dat nu zo gespannen was, geteisterd zou worden door de spiertrekkingen die vaak de bijwerking zijn van de medicijnen die worden voorgeschreven om een psychose te behandelen. Ik ben absoluut afhankelijk van de expertise van mijn collega-psychiaters, en ik ben dankbaar voor de medicijnen die levens redden. Maar ik houd er niet van om meteen een ziekenhuisopname voor te stellen als er een kans op succes is met therapeutisch ingrijpen. Ik vreesde dat Jason, als ik zou voorstellen dat hij moest worden opgenomen en met medicijnen moest worden behandeld zonder eerst de andere mogelijkheden te verkennen, de ene gevoelloosheid zou inruilen voor de andere, verstijfde ledematen voor onwillekeurige bewegingen, ook wel dyskinesie genoemd: een ongecoördineerde dans van voortdurende tics en bewegingen waarbij het zenuwstelsel het signaal naar het lichaam stuurt om te bewegen zonder toestemming van de hersenen. Zijn pijn, ongeacht waar deze door werd veroorzaakt, zou verdoofd worden door de medicijnen, maar de pijn zou niet verdwijnen. Hij zou zich misschien beter gaan voelen, of hij zou minder gaan voelen (iets wat we vaak verwarren met ons beter voelen), maar hij zou niet genezen zijn.
Gevangen in zichzelf
Terwijl de minuten zich traag voortsleepten, vroeg ik me af wat ik nu moest doen met Jason die als bevroren op mijn bank zat. Hij was hier uit eigen beweging, maar zat nog steeds gevangen in zichzelf. Ik had slechts een uur. Eén kans. Zou ik hem kunnen bereiken? Zou ik hem kunnen helpen om zijn mogelijke gewelddadigheid, die ik net zo goed kon voelen als de koude lucht van de airconditioning op mijn huid, te verminderen Kon ik hem helpen om in te zien dat hij, ongeacht zijn problemen en zijn pijn, zelf de sleutel in handen had voor zijn eigen vrijheid? Op dat moment wist ik nog niet dat wanneer ik Jason op precies die dag niet had kunnen bereiken, er een lot op hem had gewacht dat erger was dan een ziekenhuiskamer. Hij zou dan een leven zijn gaan leiden in een echte gevangenis, waarschijnlijk in een dodencel. Op dat moment wist ik slechts dat ik het moest proberen.
Terwijl ik Jason bestudeerde, wist ik dat ik, als ik hem wilde bereiken, geen gevoelstaal moest gebruiken. Ik zou een taal gebruiken die prettiger en bekender was voor iemand die in het leger zat. Ik zou hem orders geven. Ik voorvoelde dat de enige hoop om hem te bevrijden lag in het in beweging zetten van het bloed in zijn lichaam. ‘We gaan een wandeling maken,’ zei ik. Ik vroeg niet om toestemming. Ik gaf een bevel. ‘Commandant, we gaan Tess uitlaten in het park. En wel nu.’
Tekst gaat verder onder het boek.
We hadden beiden te maken gehad met geweld
Jason leek eventjes in paniek. Hier stond een vrouw, een vreemde, die hem met een zwaar Hongaars accent vertelde wat hij moest doen. Ik zag hem rondkijken en hoorde hem bijna denken: hoe kom ik hier weg? Maar hij was een brave soldaat. Hij stond op. ‘Ja, mevrouw,’ zei hij. ‘Goed, mevrouw.’ Ik zou snel genoeg de oorzaak van Jasons trauma achterhalen, en hij zou ontdekken dat we ondanks onze duidelijke verschillen veel met elkaar gemeen hadden. We hadden beiden te maken gehad met geweld. We wisten allebei hoe het was om als verstijfd te zijn. Ik droeg ook een wond met me mee, een verdriet dat zo diep zat dat ik jarenlang niet in staat was geweest om er met wie dan ook over te spreken.
Achtervolgd door het verleden
Mijn verleden achtervolgde me nog steeds. Elke keer als ik sirenes, zware voetstappen of schreeuwende mannen hoorde, overviel me een angstig, duizeligmakend gevoel. Ik had geleerd dat dit een trauma was: een bijna voortdurend gevoel in mijn maag dat er iets mis was, of dat er iets verschrikkelijks stond te gebeuren, de automatische angstreactie in mijn lichaam die me vertelde dat ik moest wegrennen, moest schuilen, mezelf moest verstoppen voor het gevaar dat overal op de loer lag. En mijn trauma kan nog steeds naar boven komen door doodgewone gebeurtenissen. Een plotselinge aanblik of een bepaalde geur kan me terugbrengen naar het verleden. Op de dag dat ik commandant Fuller ontmoette, waren er al meer dan dertig jaar voorbijgegaan sinds ik was bevrijd uit de concentratiekampen van de Holocaust. Nu is het meer dan zeventig jaar geleden. Wat er is gebeurd, mag nooit meer vergeten worden en kan nooit worden veranderd. Maar in de loop der tijd heb ik geleerd dat ik ervoor kan kiezen hoe ik reageer op het verleden. Ik kan me ellendig voelen of ik kan hoopvol zijn. Ik kan depressief zijn of gelukkig. We hebben altijd die keuze, die mogelijkheid om er de leiding over te nemen. Ik ben hier, dit is het heden. Dit zinnetje heb ik mezelf aangeleerd te zeggen, telkens weer, tot het paniekerige gevoel wegebt. De gangbare opvatting is dat wanneer iets je dwarszit of je angstig maakt, je er gewoon niet naar moet kijken. Blijf er niet in hangen. Blijf erbij uit de buurt. Zodoende rennen we weg van trauma’s en moeilijkheden uit het verleden, van ongemak of een conflict dat we nu ervaren.
Het grootste deel van mijn volwassen leven dacht ik dat mijn overleven in het heden afhing van het opgesloten houden van het verleden en zijn duistere kanten. Toen ik in de jaren vijftig als nieuwe immigrant in Baltimore woonde, wist ik niet eens hoe ik Auschwitz in het Engels moest uitspreken. Niet dat ik aan iemand had willen vertellen dat ik daar had gezeten, als ik dat al had gekund. Ik wilde geen medelijden. Ik wilde niet dat iemand het wist. Ik wilde gewoon op-en-top Amerikaans zijn. Ik wilde Engels spreken zonder accent. Ik wilde me verstoppen voor het verleden. In mijn verlangen om erbij te horen, in mijn angst om door het verleden te worden opgeslokt, werkte ik erg hard om mijn pijn verborgen te houden. Ik had nog niet ontdekt dat zowel mijn zwijgen als mijn wens om te worden geaccepteerd voortkwam uit angst, en dat het manieren waren om weg te lopen van mezelf. Doordat ik ervoor koos om het verleden en mezelf niet rechtstreeks onder ogen te zien, koos ik er, tientallen jaren nadat mijn gevangenschap letterlijk was beëindigd, nog altijd voor om niet vrij te zijn. Mijn geheim hield me gevangen.
Steen voor steen
De catatonische commandant die als verstijfd op mijn bank zat herinnerde mij eraan wat ik uiteindelijk had ontdekt: dat wanneer we onze waarheden en verhalen dwingen om zich te verstoppen, de geheimen hun eigen trauma, hun eigen gevangenis kunnen worden. In plaats van dat de pijn minder wordt, wordt datgene wat we weigeren te accepteren net zo’n onontkoombare gevangenis als een echte gevangenis met stenen muren en ijzeren tralies. Als we onszelf niet toestaan om te rouwen om ons verdriet, onze wonden en teleurstellingen, zijn we ertoe verdoemd om ze telkens opnieuw te beleven. Je kunt vrijheid vinden in het accepteren van wat er is gebeurd. Vrijheid betekent dat we de moed verzamelen om de gevangenis af te breken, steen voor steen.
Slechte dingen overkomen iedereen ben ik bang. Daar kunnen we niets aan veranderen. Als je een blik werpt op je geboorteakte, staat daar dan op dat het leven gemakkelijk zal zijn? Nee, dat staat er niet. Maar zoveel van ons blijven vastzitten in een trauma of verdriet en zijn daardoor niet in staat om het leven ten volle te ervaren. Dit kunnen we wel veranderen.