Er zijn van die plekken die ik me mijn hele leven zal herinneren: het Rode Plein gegeseld door een hete wind, de slaapkamer van mijn moeder aan de verkeerde kant van 8-Mile Road in Detroit, de eindeloze tuinen van een welgesteld pleeggezin, een man die me wilde vermoorden in een verzameling ruïnes bekend als het Theater van de Dood.
Maar niets zit dieper in mijn geheugen gegrift dan een armoedige kamer in New York – tot op de draad versleten gordijnen, goedkoop meubilair, een tafel vol met tina en andere partydrugs. Naast het bed liggen een handtas, een zwart slipje ter grootte van een flossdraadje en een paar Jimmy Choo’s met vijftien centimeter hoge naaldhakken. Net als hun eigenaar horen ze daar niet. Zij bevindt zich in de badkamer, naakt, haar keel is doorgesneden en ze drijft met haar gezicht omlaag in een badkuip vol zwavelzuur, het actieve bestanddeel van een gootsteenontstopper die je bij elke supermarkt kunt kopen.
Tientallen lege flessen van het middel – DrainBomb heet het – liggen verspreid over de vloer. Ongemerkt bekijk ik er een aantal. Ze hebben allemaal nog hun prijssticker en het valt me op dat degene die haar heeft vermoord, ze in twintig verschillende winkels heeft gekocht. Je krijgt toch ongewild bewondering voor een dergelijk goede planning. Het is een grote chaos in en rond het gebouw. Het lawaai is oorverdovend: blèrende politieradio’s, assistenten van de lijkschouwer die om hulp schreeuwen, een snikkende vrouw van Latijns-Amerikaanse afkomst. Zelfs als een slachtoffer niemand op de wereld kent, lijkt er toch altijd wel iemand te huilen bij een soortgelijke gebeurtenis.