Op zoek naar mijn paspoort en dat van Wolfje gooi ik alle lades overhoop. Waar heeft Alex ze gelaten? Mijn hart bonst in mijn keel en ik heb het veel te warm. Deze zomerdag is genadeloos heet. Mijn jurk plakt aan mijn lijf.
Ik kijk naar Wolfje. Hij oefent zijn stapjes langs onze salontafel en zijn hoofdje is helemaal rood van de inspanning en warmte. Hij is stiller dan normaal.
Hij houdt zich ondanks al mijn gestress gedeisd.
Ik kijk naar hem en voel de tranen opkomen. Ga ik dit echt doen? Ik probeer rustig te ademen en kijk naar de rode vlekken op mijn jurk. Ik spits mijn oren. Zijn dat sirenes? Is dat een ambulance in de verte? Of is dit de politie die onderweg is? Eén ding staat vast. Ik laat ze mijn kleintje niet van me afnemen. Word rustig! We wonen in het centrum van Amsterdam en het is vijfendertig graden, het geluid van sirenes is niet uitzonderlijk. Dat heb je nu eenmaal in een drukke stad. Misschien heeft het niets te maken met wat er zojuist is gebeurd… met wat ik zojuist heb gedaan.
Denk na, Poppy, waar zijn die verdomde paspoorten!
Als ik de volgende la opentrek, zie ik onze paspoorten. Die van Alex, Wolfje en dat van mij. Ik denk aan Alex en ik kan het niet meer tegenhouden. Ik voel de tranen over mijn wangen stromen. Wat heb ik gedaan? Het gemis zal zo groot zijn. Zowel voor mij als voor onze kleine.
Maar ik heb geen tijd om mijn verdriet de ruimte te geven. Ik moet door.
Ik steek Wolfjes paspoort en dat van mij in mijn Céline-clutch, die volgens Bobby altijd handig zou zijn. En inderdaad: hij biedt ruimte aan onze paspoorten, mijn zonnebril die de nodige anonimiteit zal schenken, mijn Mulberry-portemonnee met alle nodige pasjes om voorlopig mee uit de voeten te kunnen en rozijntjes voor kleine Wolf. De sleutels laat ik achter. Ik ren met Wolfje op mijn arm naar zijn kamer en smijt luiers,
billendoekjes en rompertjes in de reistas die ik snel heb gepakt. Ook pak ik wat broekjes en shirts mee en een extra trui voor als hij het koud krijgt. Je weet nooit waar we terechtkomen.