‘Het lijkt me verstandig dat je een tijdje van de radar verdwijnt.’ Hij kijkt me aan met zijn lichtgroene ogen en wrijft afwezig door zijn blonde baardje dat al wat grijze plukjes begint te vertonen. Een gebaar dat ik hem vaker heb zien maken als hij niet goed raad wist met een situatie. Ik til mijn hoofd op. ‘Is dat echt nodig?’
‘Ik denk dat je daar zelf het antwoord wel op weet. Ik zou willen dat het anders was, C. Je weet dat we je hier helemaal niet kunnen missen.’
‘Stuur me dan niet weg.’
‘Ik moet kiezen uit twee kwaden, ik doe dit niet voor mijn lol.’
‘Dat moest er nog bij komen,’ mompel ik.
‘Ik ben je liever tijdelijk kwijt dan voorgoed. Want dat laatste is waar het op uitdraait als je blijft, dat weten we allebei.’
‘Heb ik er zelf ook nog een stem in?’
‘Niet echt. Als het moet maak ik er een dienstbevel van. Ik heb het beste met je voor, C.’
‘Dat zei de arts van mijn moeder ook steeds, maar alle goede bedoelingen ten spijt, ze is hartstikke dood.’
‘Ik probeer je in leven te houden. Als alles onder controle is dan kom je terug en tot die tijd ga je met behoud van salaris…’
‘Wat moet ik al die tijd doen?’
‘Weet ik veel. Nadenken over het leven, breien of haken, dat schijnt heel populair te zijn. Neem een vakantie. Hoe lang is het al geleden dat je vakantie hebt gehad?’
‘Weet ik veel, ik kan het me niet meer heugen.’
‘Dat bedoel ik. Stel je eens voor: zo’n mooi tropisch eiland met witte stranden en een azuurblauwe zee, palmbomen, cocktails met zo’n leuk parasolletje, swingende muziek… Ik zou het wel weten.’