Uitgever Juliette van Wersch over Doolhof van Windermere
Soms lees je iets wat je verrast, waarvan je iets…
Ik heb ergens gelezen dat men heeft ontdekt dat er onder schrijfsels op middeleeuwse perkamenten ouder schrijfsel schuilgaat dat niet volledig is uitgewist, zegt een jonge Henry James in 1853. Een palimpsest, noemen ze dat.
Doolhof van Windermere vertelt de verhalen van uitgerangeerde tennisprof en altijd aardige Sandy Alison, cynisch schmierende homoseksueel Franklin Drexel, schrijver Henry James in zijn (blaaskakerige) jonge jaren, tweede aristocratenzoon majoor Ballard en eigenzinnige Quaker-wees Prudence Selwyn. Verhalen die als bij een palimpsest over elkaar heen geschreven zijn: ze spelen zich op één en dezelfde locatie – Newport, Rhode Island – achtereenvolgens af in 2011, 1896, 1853, 1778 en 1692, spannende tijdvakken. En net als bij een palimpsest is het grondverhaal niet helemaal uitgewist: de thematiek van machtsdynamieken met de liefde als katalysator echoot door de eeuwen heen.
Lezen in vertalersmodus
Vertalers lezen hun bronboeken met de pen in de aanslag om verhaalmotieven en verteltechnieken te noteren, verwijzingen en realia, zinsbouw en woordkeus – alles wat opvalt en extra overdacht en/of onderzocht moet worden om sfeer en toon opnieuw op te bouwen in het Nederlands. De kantlijnen in mijn Engelse exemplaar van Doolhof staan aardig vol, maar verreweg de meeste hoofdbrekens kost het opvallend afwijkende taalgebruik: elk tijdvak, ook 2011, weerspiegelt de stijl-, grammatica- en spellingskenmerken van die periode. Het is even wennen, maar het werkt. In het Engels. Het Nederlands is in de loop der eeuwen veel ingrijpender overhoopgehaald.
Wegvertalen of niet?
Met afwijkend taalgebruik in een roman bestaat het risico dat lezers erop afhaken. En zeker dialect en straattaal zijn zo gegrond in een specifieke groepscultuur dat ze zich sowieso al niet met een bestaande Nederlandse tegenhanger laten vertalen. Veel vertalers kiezen er veiligheidshalve voor om de afwijkingen weg te vertalen. Daar valt wat tegen in te brengen. There is safety in reserve, but no attraction, om met Jane Austen te spreken. En doe je het verhaal er niet tekort mee?
In delen 1 en 2 van Doolhof hebben de vertellers eigen hoofdstukken met hun tijdvak handig in de titel; in het laatste deel identificeer je ze aan de hand van hun stijl- en spellingskenmerken. Als wegvertalen al ooit een optie is, nu zeker niet. Scripties en verhandelingen over de Nederlandse taal door de eeuwen heen zijn online voorhanden. Maar om per tijdvak een afgewogen keus te maken – en elk tijdvak een herkenbare eigen stem te geven – moet ik meer weten: over de personages en over hun cultuurhistorische context. Dat laatste is een kwestie van studeren. Voor het eerste ga ik…
… in conclaaf met de auteur
‘Wat zijn je personages voor mensen, buiten het boek om, bedoel ik? Ik zie ze zus en zo, klopt dat? Want dan associeer ik Sandy met passiviteit, Franklin met Oscar Wilde, en […].’, ‘Wat een typische datum trouwens bij Pru, hoe zit dat?’, ‘Hoe vrij wil je dat ik omga met […]?’, ‘Hoe getrouw is de Engelse historische spelling?’ Et cetera, et cetera. Er ontspint zich een levendige mailwisseling, en niet voor het eerst bedenk ik hoe fijn het is om werk te vertalen van een auteur die in leven en welzijn verkeert.