1
Carrie
Het is een prachtige dag voor het einde van de wereld. Mensen in winterjassen steken scherp af tegen de skyline die eruitziet als een ansichtkaart. Regendruppels sijpelen van lantaarnpalen en vallen op natte stoepen die glinsteren als bladgoud. Sprankelend. Alles sprankelt. Op de South Bank, die zeer geschikt is voor een apotheose, zijn overal sprookjesachtige lichtjes opgehangen en het is er een wirwar van marktkraampjes die naar zoete glühwein ruiken. De Theems dient als een spiegel voor het geheel, als een oneindig beeld van feestelijkheden.
Iets verderop aan de rivier, onder een smerige betonnen brug, marcheert de winterversie van een fanfare in de richting van de London Eye. De vrolijke muziek verwarmt de rij wachtenden, die met hun voeten stampen en kleine wolkjes uitademen met iets wat lijkt op een ritme.
Dit is het Londen dat Carrie in eerste instantie aantrok en op dit soort avonden maakt de stad alle beloftes waar. Het is de beloning voor het doorstaan van dat andere Londen, dat van overvolle metro’s, naar pis stinkende straathoeken en gele afzetlinten omdat er een misdaad is gepleegd.
En vanavond is ze niet alleen maar in Londen. Als ze kastanjes en sigaretten ruikt, is ze in Parijs. Of in Wenen, als ze met haar vingers langs een houten marktkraam strijkt. De indringende geur van de rivier is geleend van de Amsterdamse grachten. Tientallen verschillende accenten. Een mengelmoes van in elkaar geperste steden.
Carrie jogt de betonnen helling op, weg van de Theems, en loopt langs rijen eettentjes tegenover het Southbank Centre. Happyhourcocktails en maaltijden met veel knoflook. Zoals de meeste mensen aan het eind van de week is ze vroeg van haar werk bij het reclamebureau vertrokken. Eigenlijk is het nog middag, maar het voelt alsof de vrijdagavond al is begonnen en er ligt een blos van gin op de gezichten die ze passeert.
Het eind van de week. We hebben het gered.
Nog een paar minuten en dan is ze thuis, bij haar gezin. Bij de kleine Clementine met haar krullen, drie jaar oud, en Emma. Haar vriendin, partner en zielsverwant. Er is geen enkele benaming te bedenken die haar recht doet. Wie heeft het geluk om verliefd te worden op haar beste vriendin?
‘Oké,’ zal Carrie straks zeggen als ze twee grote glazen van hun vrijdagavondwijn inschenkt en Emma op haar telefoon eten bestelt. ‘Hier komt de update.’ En dan wordt elk detail van de dag besproken en voor het komische effect lekker aangedikt. En daarna stort Emma haar hart uit over haar dag. Alle ongemakken en irritaties van de dag worden in luchtige grapjes veranderd om elkaar aan het lachen te maken.
Later, met hun buiken heerlijk vol, zullen ze halverwege een film in bed in slaap vallen. Ergens tijdens de nacht klimt Clementine dan onder hun dekbed, waardoor ze allemaal smoren van de hitte. Daarna worden ze aan het begin van het weekend wakker en zetten ze om de beurt kopjes thee en voldoen ze aan Clementines eisen voor sap, de iPad en snacks. Ze lopen de hele dag in pyjama’s rond. Absoluut niks bijzonders en precies zoals Carrie het wil.
Carrie is er bijna, maar ze vindt het ook heerlijk om hier te zijn. Ze huppelt, wringt zich in bochten, draait om haar as, knikt met haar hoofd, en laat een spoor van ‘sorry’s’ achter zich. Ze danst langs trage, in elkaar verstrengelde stelletjes en glimlacht van plezier als ze zich speels overgeeft aan een beleefd steekspel – ‘na u, nee, na u’ – met een ontzettend oude man die een denkbeeldige hoed afneemt als ze voorbijzweeft. De trap af. De weg over.
Na de sprankeling en de vrolijkheid van de South Bank maken de grimmige bogen onder de sporen van Waterloo een sombere indruk. Fietsers kronkelen geïrriteerd langs forenzen die langs The Archduke lopen, waar cocktails, steaks en jazz worden beloofd, in die volgorde. Carrie versnelt haar pas en rent dit stuk voorbij, terwijl ze haar adem inhoudt vanwege de ammoniaklucht en ze zich schuldig voelt omdat ze een verkoper van de straatkrant ontwijkt. Ze zou er wel een eentje willen kopen, echt waar, maar ze heeft nooit contant geld bij zich. Wie heeft er tegenwoordig nog contant geld op zak?
Ze denkt aan Emma, die Clementine vanmiddag van het kinderdagverblijf ophaalt en liedjes voor haar zingt terwijl ze haar naar huis duwt in de wandelwagen. Ze halen haar om de beurt op, maar Emma’s nieuwe chef heeft lak aan haar privéleven en de afgelopen paar weken heeft ze moeten goochelen met telefoontjes en whatsapps met wat Emma Clementijd noemt. En daarom, zonder het eigenlijk aan zichzelf toe te geven, haast Carrie zich zo om haar ouderlijke taken over te nemen. Daarom zit ze liever een paar minuten in de metro dan dat ze in vijfentwintig minuten naar huis loopt. Als ze dichter bij de stenen trappen van Waterloo komt, kan ze Clementines vertrouwde warmte en de manier waarop Emma haar armen om hun tweetjes heen slaat al voelen. Ze noemen het ‘Russisch poppen’ en het is een heerlijk gevoel. Totdat Clementine zich loswurmt, omdat ze altijd ergens mee bezig is. ‘Ze heeft nu al genoeg van onze nonsens,’ fluistert Emma dan vaak in haar oor. ‘Wat moet dat worden als ze eenmaal een tiener is?’
Carrie stormt de trappen op, onder het standbeeld van Britannia en haar fakkel door, door de Victory Arch en de gewelven van het station in. Dit is altijd Carries eindpunt geweest, vanaf het moment dat Emma en zij meer dan tien jaar geleden aan het begin van hun studie voor het eerst een studentenhuis in Kennington toegewezen kregen. Een plan dat ze hadden gemaakt toen ze tien waren en nauwelijks wisten wat de universiteit eigenlijk was. Toen waren ze nog gewoon vriendinnen. Maar nooit echt ‘gewoon’ iets.
Carrie loopt naar de onderste perrons en keurt het station nauwelijks een blik waardig voor ze de ondergrondse in zal stappen en verdwenen is. De grote klok aan het plafond draait naar 17.01 uur. Het wordt steeds drukker, onbekenden diep verscholen in hun jassen ploffen naast elkaar neer aan de kleine tafeltjes buiten Starbucks en Pret A Manger. Als ze hen passeert, zou ze hen het liefst aanmoedigen. ‘We zijn er bijna, we zijn zo thuis, nu niet opgeven!’
Net als op vliegvelden geniet ze in treinstations van de internationale sfeer waarbij alles mogelijk is. Mensen die ’s morgens op weg naar het werk The Beer House in duiken. Als er iemand zin in heeft om ’s middags een bak noedels naar binnen te slurpen, dan hoeven ze zich tegenover niemand te verontschuldigen. Een mens zou zichzelf hier kunnen verliezen.
Bijna bij de trappen weet ze nog net een groep hyena’s in schooluniformen te ontwijken. Het doet Carrie denken aan de tijd dat Emma en zij nog op school zaten. Altijd samen. Ze voelt haar telefoon in haar achterzak trillen en hoort hem op hetzelfde moment zoemen. Normaal gesproken heeft ze hem op stil staan, maar op de een of andere manier klinkt hij nu afschuwelijk luid.
Overal om haar heen beginnen telefoons te trillen en luid te tjirpen. Als in een veld met krekels. Terwijl ze de hare tevoorschijn haalt, ziet ze honderden handen in zakken en tassen verdwijnen of de telefoon van hun oren wegtrekken om fronsend op het scherm te kijken. Het gelach van tieners, die hun telefoon al in hun hand hebben, wordt onzeker.
Carrie staart naar het scherm en ze realiseert zich niet dat ze bewegingloos is blijven staan, totdat er iemand van achteren tegen haar aan loopt en haar bijna van de trap duwt.
‘Wat?’ zegt ze tegen niemand in het bijzonder. Ze houdt haar telefoon voor zich alsof die elk moment kan ontploffen. Iedereen kijkt naar zijn eigen telefoon en dan naar elkaar. Het geluid van de alert is weggestorven, maar Carrie kan het in haar hoofd nog steeds horen.
‘Dat kan niet waar zijn,’ zegt een zwaar opgemaakte vrouw met een hoed van nepbont op. Maar het is eigenlijk een vraag, geen statement. Dit kan toch niet waar zijn, of wel?
Carrie kijkt de vrouw aan, wendt haar ogen dan weer naar haar eigen scherm en leest de woorden nog eens, zonder er ook maar iets van te begrijpen.
GROOT ALARM. DREIGING NUCLEAIRE RAKETAANVAL
VOOR ZUID-ENGELAND. 59 MINUTEN TOT INSLAG. ZOEK
ONMIDDELLIJK EEN SCHUILPLAATS. DIT IS GEEN TEST.
Er gaat een verward gemurmel door de nu doodstil staande menigte. Bij de ingang van elk perron komt personeel bij elkaar die op hun eigen schermen kijken. Sommigen hebben portofoons aan de kraag van hun jas hangen en houden hun hoofd schuin terwijl ze de instructies tot zich laten doordringen.
‘Nee, dat kan niet waar zijn, het is net als die test een paar jaar geleden,’ zegt Carrie tegen de vrouw met de hoed, maar ze luistert niet. Ze praat met een jonge man met een zeer zorgvuldig getrimde baard, die hij elke dag met een klein schaartje lijkt te onderhouden. Hij legt zijn hand op de arm van de vrouw en zij
legt haar hand eroverheen, heel even maar. Haar vingers zitten vol met ringen. Eén volle seconde beweegt niemand zich. En dan klinkt er een kalme oproep door de intercom, die voor het eerst sinds Carrie in Londen woont was tilgevallen.
‘Wil inspecteur Sands zich direct bij de beveiliging melden?’
Het enorme advertentiescherm dat langs drie perrons loopt gaat op hetzelfde moment op zwart. De gigantische digitale Burger King Whopper die daar als een soort dikke pad gehurkt op stond is verdwenen. Op het hele station beginnen de schermen waarop de bestemmingen van de metro’s worden aangegeven te flikkeren, de vertrektijden verdwijnen en de lijst met tussenstations wordt gewist.
Iedereen houdt de adem in. Elk scherm in het station staat nu op zwart. En dan, plotseling, verschijnt overal dezelfde mededeling: ZOEK ONMIDDELLIJK EEN SCHUILPLAATS.