‘Klaar voor?’ vraagt Roy als hij de deur van de gepantserde Mercedes voor me opendoet. Een los knoopje van zijn witte overhemd verraadt het kogelwerende vest dat hij eronder draagt. Ik knik en ga achterin zitten. Sonja neemt aan de andere kant plaats. Roy stapt voorin in en zijn collega geeft onmiddellijk gas richting de Bunker.
In de parkeergarage van de extra beveiligde rechtbank worden we opgevangen door Ronald, die ons naar de scanstraat leidt voor het vaste ritueel. We doen onze jas en schoenen uit, leggen ze samen met onze tas op de band en lopen door de scanner.
Geen gepiep dat metaal verraadt dat niet mee naar binnen mag.
Sonja en ik pakken onze spullen van de band, trekken onze schoenen weer aan en stappen met Ronald in de lift. Een verdieping hoger stappen we uit en lopen achter hem aan een lange gang door naar een door tl-lampen verlichte ruimte. Daar, aan een lange tafel, zitten onze kinderen Francis, Rich en Miljuschka al te wachten.
We zitten op dezelfde plek waar we vier jaar geleden ook zaten. Toen stelde officier van justitie Karin Zon de vraag aan mijn moeder en de kinderen of zij begrepen wat er kon gebeuren als Sonja en ik tegen Willem Holleeder getuigden. Dat begrepen ze heel goed. Wim zou het verraad niet accepteren: ‘Wie praat, die gaat.’ Bij anderen die over hem verklaarden, had hij die belofte al eerder waargemaakt, dus daar hielden we
van het begin af aan rekening mee. Maar eerlijk gezegd stopte daar ons voorstellingsvermogen. Nu, vier jaar later, weten we heel goed wat er allemaal bij komt kijken om dat doodvonnis voor te blijven. En het is de vraag hoe lang we dat nog volhouden.