Maar het laatste telefoontje kwam uit Iwate, een van de locaties van de ramp van 2011. De redactrice van het programma keek veelbetekenend naar de geluidstechnicus, die zijn blik lange tijd op de presentatrice liet rusten en zijn ogen daarna op het regieplan voor zich richtte, waar hij tot het
eind van het programma niet meer van opkeek. Net als Yui had de luisteraar iemand verloren bij de tsunami, namelijk zijn vrouw; het huis was door het water omvergetrokken, haar lichaam was meegesleurd tussen het puin, en ze was gecatalogiseerd als een van de joekoeéi foemei ‘zonder enig spoor’, de vermisten.
Nu woonde hij in het huis van zijn zoon, in het binnenland, waar de zee slechts een idee was. ‘Goed,’ begon de man, die met korte tussenpozen een trekje
van een sigaret nam. ‘Er staat een telefooncel midden in een tuin op een heuvel die geïsoleerd is van de rest. De telefoon is niet aangesloten, maar de stemmen worden meegevoerd door de wind. Dan zeg ik ‘Hoi Yōko, hoe is het?’ en lijkt het net of ik weer de man van vroeger ben, toen mijn vrouw vanuit de keuken naar me luisterde, altijd druk in de weer met het ontbijt of het avondeten, terwijl ik mopperde omdat ik mijn mond verbrandde aan de koffie.